ECLI:NL:RVS:2018:3145

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
201807472/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van politieke groeperingen en verwarring bij kiezers in gemeentelijke verkiezingen

In deze zaak heeft de vereniging Wad'n Partij Harlingen beroep ingesteld tegen een besluit van het centraal stembureau, dat op 3 september 2018 de aanduiding 'Waddenpartij' heeft ingeschreven in het register van politieke groeperingen. Dit besluit is genomen op verzoek van de politieke groepering Waddenpartij, die wil deelnemen aan de gemeentelijke verkiezingen van 21 november 2018 in de nieuw te vormen gemeente Noardeast-Fryslân. Wad'n Partij Harlingen vreest dat de inschrijving van de aanduiding 'Waddenpartij' zal leiden tot verwarring bij de kiezers, aangezien beide partijen op een vergelijkbare manier worden aangeduid en uitgesproken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 september 2018 behandeld. Tijdens de zitting zijn vertegenwoordigers van beide partijen en het centraal stembureau aanwezig geweest. Wad'n Partij Harlingen betoogde dat de inschrijving van 'Waddenpartij' misleidend is, vooral omdat de toevoeging 'Harlingen' vaak wordt weggelaten in de media, wat de kans op verwarring vergroot. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de aanduiding 'Waddenpartij' niet misleidend is voor de kiezers in de gemeente Noardeast-Fryslân, omdat de partijen op gemeentelijk niveau geregistreerd zijn en de toevoeging van de plaatsnaam 'Harlingen' de verwarring vermindert.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het centraal stembureau het verzoek om registratie van de aanduiding 'Waddenpartij' niet had hoeven afwijzen op de gronden van de Kieswet. Het beroep van Wad'n Partij Harlingen is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2018.

Uitspraak

201807472/1/A2.
Datum uitspraak: 27 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Wad'n Partij Harlingen, gevestigd te Harlingen,
appellante,
en
het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Noardeast-Fryslân,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2018 heeft het centraal stembureau op verzoek en ten behoeve van de politieke groepering Waddenpartij de aanduiding ‘Waddenpartij’ in het register, bedoeld in artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet, ingeschreven.
Tegen dit besluit heeft Wad'n Partij Harlingen beroep ingesteld.
Waddenpartij heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
De Kiesraad heeft desverzocht schriftelijke inlichtingen verschaft.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2018, waar Wad'n Partij Harlingen, vertegenwoordigd door haar voorzitter en haar secretaris, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door J. Hania, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Waddenpartij, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. R.N.A. Al, gehoord.
Overwegingen
Aanleiding voor het geschil
1.    Waddenpartij wil meedoen aan de verkiezingen op 21 november 2018 voor de leden van de raad in de nieuw te vormen gemeente Noardeast-Fryslân. Daartoe heeft zij bij het centraal stembureau een verzoek ingediend om de aanduiding ‘Waddenpartij’ te registreren ten behoeve van deze gemeentelijke herindelingsverkiezingen. Het centraal stembureau heeft dit verzoek bij besluit van 3 september 2018, bekendgemaakt op 5 september 2018, ingewilligd en de aanduiding ingeschreven in het daartoe bestemde register. De politieke groepering Wad’n Partij Harlingen heeft tegen dit besluit beroep gesteld. Zij vreest verwarring en misleiding met de door haar in het register van de gemeente Harlingen ingeschreven aanduiding ‘Wad’n Partij Harlingen’.
Beroep van de Wad’n Partij Harlingen
2.    Wad’n Partij Harlingen betoogt dat het centraal stembureau ten onrechte de aanduiding ‘Waddenpartij’ heeft ingeschreven in het register als bedoeld in artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet. Daartoe voert zij aan dat de inschrijving leidt tot verwarring bij de kiezer, omdat Wad’n Partij  Harlingen vanaf 2014 tot op heden in de gemeenteraad van Harlingen is vertegenwoordigd. Hoewel de aanduiding ‘Wad’n Partij Harlingen’ iets anders wordt geschreven dan de aanduiding ‘Waddenpartij’, worden beide aanduidingen op dezelfde wijze uitgesproken. De toevoeging ‘Harlingen’ wordt in de praktijk, bijvoorbeeld in berichten in lokale en regionale media, meestal achterwege gelaten. De redenering dat beide politieke groeperingen in verschillende gemeenten actief zijn en het risico op verwarring daarom minimaal is, snijdt volgens Wad’n Partij Harlingen geen hout. Het idee dat de aanduidingen binnen de gemeentegrenzen blijven is in een wereld met sociale media niet houdbaar. De verwarring ontstaat voorts ook doordat Waddenpartij uit Dongeradeel de aanduiding ‘Waddenpartij’ heeft laten registreren zonder de toevoeging van de gemeente waarin de politieke groepering actief is. Daarnaast wijst Wad’n Partij Harlingen erop dat de verwarring dreigt toe te nemen, nu beide partijen met hun aanduidingen mogelijk ook aan de provinciale verkiezingen wensen deel te nemen. In de praktijk heeft de nieuwe aanduiding al voor verwarring gezorgd, aldus Wad’n Partij Harlingen, toen de Waddenpartij enkele dagen na de formele oprichting een openbare manifestatie in Hallum organiseerde over de afvaloven in Harlingen.
Wettelijk kader
2.1.    Ingevolge artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet kan een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
Ingevolge het vierde lid beschikt het centraal stembureau slechts afwijzend op het verzoek, indien:
[…]
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
[…].
Kern van het geschil
2.2.    Het centraal stembureau kan slechts weigeren een aanduiding te registreren op grond van de in artikel G 3, vierde lid, limitatief opgesomde gronden. Tussen partijen is in geschil of de registratie van de aanduiding ‘Waddenpartij’ had moeten worden geweigerd op de gronden onder b en c in artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet.
Oordeel van de Afdeling
2.3.    Op grond van artikel G 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kieswet dient het centraal stembureau een verzoek om registratie slechts af te wijzen, als de aanduiding waarvan om registratie wordt verzocht geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds in dat register opgenomen aanduiding en daardoor verwarring is te duchten. Het centraal stembureau dient daartoe het register van de betreffende gemeente te raadplegen. De aanduiding ‘Wad’n Partij Harlingen’ is, zoals ook ter zitting door Wad’n Partij Harlingen is bevestigd, niet in het register van de nieuw te vormen gemeente Noardeast-Fryslân geregistreerd. Alleen al vanwege het ontbreken van die aanduiding in dat gemeentelijke register is artikel G 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kieswet niet van toepassing en slaagt het betoog dus in zoverre niet.
2.4.    Ingevolge artikel G 3, vierde lid, aanhef en onder c, van de Kieswet beschikt het centraal stembureau afwijzend op een verzoek om registratie, indien de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers.
Hoewel de aanduiding ‘Waddenpartij’ ten opzichte van ‘Wad’n Partij Harlingen’ op zichzelf genomen onder andere omstandigheden mogelijk  misleidend zou kunnen zijn, is de vraag die de Afdeling nu dient te beantwoorden of de aanduiding misleidend is voor de kiezers in de gemeente Noardeast-Fryslân. De Afdeling beantwoordt die vraag ontkennend. Niet aannemelijk is dat door het reeds bestaan van de Wad’n Partij Harlingen de aanduiding Waddenpartij misleidend is voor de kiezers in de gemeente Noardeast-Fryslân. In dat oordeel is betrokken dat, anders dan in de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:147), in dit geval geen sprake is van een op landelijk niveau geregistreerde partij en een op gemeentelijk niveau geregistreerde partij waarbij de indruk kan ontstaan dat de laatstgenoemde partij op lokaal niveau ressorteert onder of onderdeel is van de landelijke partij. De onderhavige zaak heeft betrekking op twee uitsluitend op gemeentelijk niveau geregistreerde partijen en in een dergelijk geval is misleiding van de kiezer in de andere gemeente dan waar een partij met een vergelijkbare aanduiding actief is, in beginsel niet aan de orde. Dat kan door concrete omstandigheden anders zijn, maar hetgeen daartoe door de Wad’n Partij Harlingen is gesteld is daarvoor onvoldoende. Van belang is voorts dat Wad’n Partij Harlingen de plaatsnaam Harlingen als bestanddeel aan de aanduiding heeft toegevoegd, waardoor deze te minder misleidend is voor de kiezer in de gemeente Noardeast-Fryslân. Wad’n Partij Harlingen heeft aangevoerd dat deze plaatsnaamtoevoeging in de praktijk door de media niet wordt genoemd en dat de partij in de lokale en regionale media wordt aangeduid als Wad’n Partij. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 4 december 2013; ECLI:NL:RVS:2013:2296), is de wijze waarop een politieke groepering in het maatschappelijk verkeer zal worden aangeduid, niet van belang. Het betoog faalt.
Slotsom
3.    Het beroep is ongegrond.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Rijsdijk
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2018
705.