201800048/1/A2.
Datum uitspraak: 17 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Forum voor Den Haag, gevestigd te Den Haag,
appellante,
en
het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Den Haag (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 december 2017 heeft het centraal stembureau het verzoek van appellante om de aanduiding ‘Forum voor Den Haag’ in te schrijven in het register, bedoeld in artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft Forum voor Den Haag beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
Forum voor Democratie heeft een reactie ingediend.
De Kiesraad heeft inlichtingen verschaft.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2018, waar Forum voor Den Haag, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door R.J. van der Velde en S.M. Sterenborg, zijn verschenen. Voorts zijn daar Forum voor Democratie, vertegenwoordigd [gemachtigde B], en de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. R.N.A. Al, gehoord.
Overwegingen
1. Aan het besluit van 28 december 2017 heeft het centraal stembureau ten grondslag gelegd dat de aanduiding waarvan registratie wordt verzocht in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op grond van artikel G 1 van de Kieswet geregistreerde aanduiding - te weten de bij de Kiesraad geregistreerde aanduiding ‘Forum voor Democratie’ - en dat daardoor verwarring is te duchten, als bedoeld in artikel G 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kieswet. Voorts heeft het centraal stembureau zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat de aanduiding ‘Forum voor Den Haag’ ook anderszins misleidend is, als bedoeld in artikel G 3, vierde lid, aanhef en onder c, van de Kieswet, omdat bij een kiezer bij vermelding van de gewenste aanduiding de indruk kan ontstaan dat het hier gaat om een al dan niet lokale partij, die op enigerlei wijze aan Forum voor Democratie is verbonden.
wettelijk kader
2. In artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet, is bepaald dat een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk kan verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
In het vierde lid is bepaald dat het centraal stembureau slechts afwijzend beschikt op het verzoek, indien:
a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;
e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen.
beoordeling van de beroepsgronden
3. Forum voor Den Haag betoogt dat zij het besluit van 28 december 2017 via de Dienst Publiekszaken van de gemeente Den Haag heeft ontvangen en dat haar niet is gebleken dat het door de voorzitter en leden van het centraal stembureau is genomen. De gemeente is niet bevoegd over een registratieverzoek van een partijaanduiding te besluiten, aldus Forum voor Den Haag.
3.1. Dit betoog faalt. Het besluit is, namens het centraal stembureau, ondertekend door R.J. van der Velde, plaatsvervangend lid van het centraal stembureau. Dat het besluit op briefpapier van de gemeente Den Haag is afgedrukt en door de Dienst Publiekszaken van die gemeente is verzonden, is niet relevant.
4. Forum voor Den Haag betoogt voorts dat de aanduiding ‘Forum voor Den Haag’ niet geheel of in hoofdzaak met ‘Forum voor Democratie’ overeenkomt. Het woord ‘Forum’ heeft een min of meer algemene betekenis, te weten ‘marktplaats’, en een politieke groepering kan niet door middel van de enkele registratie het alleenrecht opeisen van het gebruik van dat woord. Daar komt bij dat de plaatsnaam ‘Den Haag’ volledig afwijkt van het woord ‘Democratie’.
4.1. De Afdeling acht aannemelijk dat door de registratie van de aanduiding ‘Forum voor Den Haag’ bij de kiezer de indruk kan ontstaan dat het gaat om een onderdeel van, of een partij op lokaal niveau ressorterende onder, Forum voor Democratie, zodat die aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers, als bedoeld in artikel G 3, vierde lid, aanhef en onder c, van de Kieswet. Het woord ‘Forum’ suggereert een verband met Forum voor Democratie en de plaatsnaam ‘Den Haag’ heeft in het kader van de gemeenteraadsverkiezing onvoldoende onderscheidend vermogen. In dit verband is voorts van belang dat Forum voor Democratie recentelijk met haar aanduiding algemene bekendheid heeft verworven, waarbij Forum voor Den Haag, met de door haar gewenste aanduiding, kan aanhaken terwijl elke relatie ontbreekt en de kiezer derhalve kan worden misleid.
Het betoog faalt.
5. Forum voor Den Haag betoogt verder dat het besluit van 28 december 2017 in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen. Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Maassluis heeft bij besluit van 22 december 2017 een verzoek om registratie van de aanduiding ‘Forum voor Maassluis’ ingewilligd, aldus Forum voor Den Haag.
5.1. Het door Forum voor Den Haag aangehaalde andere geval betreft een besluit van een ander bestuursorgaan. Reeds daarom kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen.
conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Borman w.g. Hazen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018
452.