ECLI:NL:RVS:2018:3084
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen verlenging van vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 augustus 2018 een beroep tegen een besluit tot verlenging van een bewaringsmaatregel ongegrond verklaarde. De rechtbank had eerder op 27 juli 2018 besloten om de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel met maximaal drie maanden te verlengen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y. Tamer, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 19 september 2018 geoordeeld dat er geen hoger beroep openstaat tegen de uitspraak van de rechtbank, zoals bepaald in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit artikel stelt dat in afwijking van artikel 8:104, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen hoger beroep openstaat tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vreemdelingenwet. De Afdeling heeft vastgesteld dat het beroep van de vreemdeling een beroep is tegen een besluit tot verlenging van een vrijheidsontnemende maatregel, waartegen geen hoger beroep openstaat.
De Afdeling heeft verder overwogen dat er geen grond is voor kennisneming van het appel, zelfs niet in geval van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De vreemdeling heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die zouden wijzen op een schending van een eerlijk proces. Uiteindelijk heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.