ECLI:NL:RBDHA:2018:10858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
NL18.14589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft eiser op 7 augustus 2018 beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot verlenging van de bewaring, genomen op 27 juli 2018. Het beroep is tevens gericht op een verzoek om schadevergoeding. De zitting vond plaats op 16 augustus 2018, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Y. Tamer, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.W. van Deel.

De rechtbank heeft overwogen dat het beroep ongegrond is. Eiser stelde dat hij ten onrechte niet is gehoord voorafgaand aan het verlengingsbesluit. De rechtbank oordeelde dat het verlengingsbesluit op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 is genomen en dat de voorwaarden voor het nemen van een verlengingsbesluit niet anders zijn dan die voor het opleggen van de maatregel zelf. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om eiser te horen voordat het verlengingsbesluit werd genomen.

De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen en het beroep tegen de maatregel ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle Bestuursrecht zaaknummer: NLlS.14589
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser (gemachtigde: mr. Y. Tamer),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. J.W. van Deel).

Procesverloop

Eiser heeft op 7 augustus 2018 beroep ingesteld tegen het besluit tot verlenging van de bewaring van 27 juli 2018. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 27 juli 2018 waarbij de bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000 met ten hoogste drie maanden is verlengd met toepassing van artikel 59b, derde lid van de Vw 2000. Dit besluit is onderdeel van een meeromvattende asielbeschikking, waarbij eisers asielaanvraag met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw 2000 niet ontvankelijk is verklaard.
Op grond van artikel 93, eerste lid van de Vw 2000 - voor zover hier van belang- wordt een ingevolge hoofdstuk 5 van deze wet genomen maatregel strekkende tot vrijheidsbeperking of vrijheidsontneming voor de toepassing van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijkgesteld met een besluit. Tegen het onderdeel van de meeromvattende beschikking waarbij de bewaring met drie maanden is verlengd, staat daarom beroep open.
Op grond van artikel 94, zevende lid van de Vw 2000 - voor zover hier van belang - zijn het eerste, vijfde en zesde lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing op een besluit tot verlenging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59, zesde lid, of
artikel 59b, vijfde lid. In afwijking van artikel 8:57 van de Awb kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Omdat artikel 59b, derde lid van de Vw 2000 in deze bepaling niet wordt genoemd, zijn op een dergelijk verlengingsbesluit de leden een, vijf en zes van artikel 94, zevende lid van de Vw niet van toepassing.
Dat betekent dat tegen een verlengingsbesluit als bedoeld in artikel 59b, derde lid van de Vw 2000 beroep kan worden ingesteld, met dien verstande dat het beroep niet tevens strekt tot een verzoek om schadevergoeding.
Dat zou voorts betekenen dat niet binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek schriftelijke uitspraak hoeft worden gedaan en dat de termijnen genoemd in artikel 8:66 van de Awb van toepassing zouden zijn. Omdat het gaat om vrijheidsontneming acht de rechtbank dat onwenselijk, en zal zij artikel 94, vijfde lid van de Vw 2000 analoog toepassen op een verlengingsbesluit als bedoeld in artikel 59b, derde lid van de Vw.
Dat betekent ten slotte dat de rechtbank niet - in afwijking van artikel 8:57 van de Awb - zonder toestemming van partijen kan bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Eiser stelt dat hij ten onrechte voorafgaand aan het nemen van het verlengingsbesluit niet is gehoord.
De rechtbank stelt vast dat het in dit geval niet gaat om voortzetting van een maatregel op een andere grondslag, maar om het voortduren van een reeds opgelegde maatregel (vergelijk in dat verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:133), zij het dat daartoe een verlengingsbesluit moet worden genomen. Anders dan in het geval dat heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4823, zijn aan het nemen van een verlengingsbesluit als bedoeld in artikel 59b, derde lid van de Vw geen andere voorwaarden verbonden dan aan het opleggen van de maatregel. Onder die omstandigheden, mede in aanmerking genomen dat een verlengingsbesluit als hier bedoeld uiterlijk 6 weken na het opleggen van de maatregel wordt genomen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder eiser voorafgaand aan het nemen van het verlengingsbesluit had moeten horen.
De beroepsgrond faalt daarom.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep tegen de maatregel ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van
M.N.A.IJsselstijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken o.p· .
2 2 AUG 2018
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:Z 2 AUG 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.