201700175/1/R6.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. appellant sub 1], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
2. [ appellante sub 2], gevestigd te Kapelle,
3. [ appellant sub 3], wonend te ’s-Heer Abtskerke, gemeente Borsele, en anderen,
4. [ appellant sub 4], wonend te Kruiningen, gemeente Reimerswaal,
5. [ appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], wonend te
's-Gravenpolder, gemeente Borsele,
6. [ appellant sub 6], wonend te 's-Heer Abtskerke, gemeente Borsele,
7. [ appellant sub 7], wonend te Schore, gemeente Kapelle,
8. [ appellante sub 8], gevestigd te Heinkenszand, gemeente Borsele, waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden gevestigd in Heikenszand,
9. [ appellant sub 9], wonend te Schore, gemeente Kapelle,
10. [ appellant sub 10], wonend te 's-Gravenpolder, gemeente Borsele,
11. de Stichting Dorpsraad Borssele, gevestigd te Borssele, gemeente Borsele,
12. [ appellante sub 12], gevestigd te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
13. [ appellant sub 13], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
14. [ appellant sub 14], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
15. [ appellant sub 15], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
16. [ appellant sub 16], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
17. [ appellant sub 17], wonend te Kapelle,
18. [ appellant sub 18], wonend te Hansweert, gemeente Reimerswaal,
19. [ appellant sub 19A] en [appellante sub 19B], wonend te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
20. [ appellant sub 20A] en [appellant sub 20B], beiden wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
21. [ appellant sub 21A] en [appellant sub 21B], beiden wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
22. [ appellant sub 22A] en [appellante sub 22B], wonend te Heinkenszand, gemeente Borsele,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ingenieursbureau Zeeland Technovatie B.V., gevestigd te Kapelle,
24. [ appellant sub 24], wonend te Borssele, gemeente Borsele,
25. [ appellant sub 25], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
26. [ appellant sub 26], wonend te 's-Gravenpolder, gemeente Borsele, en anderen,
27. [ appellant sub 27], wonend te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
28. [ appellante sub 28], wonend te Hansweert, gemeente Reimerswaal,
29. [ appellant sub 29] en anderen, allen wonend te Vlake, gemeente Reimerswaal,
1. de minister van Economische Zaken, thans: de minister van Economische Zaken en Klimaat, en de minister van Infrastructuur en Milieu, thans: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, (hierna: de ministers)
2. de minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid,
3. de staatssecretaris van Economische Zaken, thans: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
4. het college van burgemeester en wethouders van Borsele,
5. het college van burgemeester en wethouders Kapelle,
6. het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal,
7. het dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen,
verweerders.
Bij besluit van 4 november 2016 hebben de ministers het inpassingsplan "Zuid-West, 380 kV-west" vastgesteld.
Verweerders hebben ter uitvoering van het rijksinpassingsplan op grond van artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in samenhang gelezen met artikel 20a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 in totaal 12 uitvoeringsbesluiten genomen.
Tegen één of meer van deze besluiten hebben appellanten beroep ingesteld.
Verweerders hebben verweerschriften ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. Een aantal appellanten en verweerders hebben een zienswijze daarop naar voren gebracht.
Een aantal appellanten en verweerders hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 en 6 februari 2018, waar appellanten in persoon zijn verschenen of zich hebben doen vertegenwoordigen. Een aantal appellanten is niet verschenen en heeft zich evenmin doen vertegenwoordigen. Ook verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen. Voorts is TenneT TSO B.V. als partij gehoord.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de minister van Economische Zaken en Klimaat om nadere inlichtingen gevraagd.
Bij brief van 15 maart 2018 heeft de minister aan dit verzoek voldaan. Een aantal appellanten heeft daarop gereageerd.
Partijen zijn opgeroepen voor een nadere zitting op 18 juni 2018, waar een aantal appellanten in persoon is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen. Een aantal appellanten is niet verschenen en heeft zich evenmin doen vertegenwoordigen. Ook verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen. Voorts is TenneT TSO B.V. als partij gehoord.
ALGEMEEN
1. Het rijksinpassingsplan maakt de aanleg van een nieuwe 380 kV-verbinding van ongeveer 40 kilometer tussen Borssele en Rilland mogelijk. De verbinding loopt over het grondgebied van de gemeenten Borsele, Kapelle en Reimerswaal. Het tracé is onderdeel van een nieuw aan te leggen verbinding tussen Borssele en de landelijke ring bij Tilburg. De hoogspanningsverbinding zoals mogelijk gemaakt met het inpassingsplan bestaat uit twee delen. In deelgebied 1 - tussen Borssele en de Willem Anna Polder - worden twee 380 kV-verbindingen op één mast gecombineerd, waarna dit deel van het tracé van de bestaande 380 kV-verbinding zal worden verwijderd. De nieuwe verbinding volgt in dit deelgebied het tracé van de bestaande 150 kV-verbinding. In deelgebied 2 - tussen de Willem Anna Polder en Rilland - wordt de bestaande 150 kV-verbinding op één mast gecombineerd met een nieuwe 380 kV-verbinding. De nieuwe masten worden naast de bestaande 380 kV-verbinding geplaatst. Het tracé van de bestaande 150 kV-verbinding zal in dit deel van het gebied worden verwijderd. Als gevolg van het plan zullen 107 nieuwe wintrackmasten worden gebouwd en 131 bestaande vakwerkmasten worden afgebroken. De nieuwe hoogspanningsverbinding zal worden geëxploiteerd door TenneT.
1.1.De aanleg van een hoogspanningsverbinding op grond van een rijksinpassingsplan valt onder de in de bijlage I, onder 2.1, van de Crisis- en herstelwet genoemde gevallen. Als gevolg daarvan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing.
2. Tegen het rijksinpassingsplan en tegen een aantal van de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten is een groot aantal beroepsgronden naar voren gebracht. Deze beroepsgronden worden in de uitspraak per onderwerp behandeld en daarbij wordt de onderstaande volgorde aangehouden, waarbij de nummers van de desbetreffende rechtsoverwegingen zijn vermeld:
4 - 5.2 │ ontvankelijkheid van de beroepen
6 - 11.1 │ procedurele beroepsgronden
12 - 12.6 │ nut en noodzaak
13 - 19 │ gezondheid; algemene bezwaren
20 - 24.1 │ gezondheid; individuele bezwaren
25 - 31 │ alternatieven; algemene bezwaren
32 - 37.2 │ alternatieven; individuele bezwaren
38 - 45.3 │ agrarische en andere bedrijfsbelangen
46 - 47.2 │ geluid
48 - 53.2 │ landschap
54 - 54.8 │ schade
55 - 59.2 │ overige beroepsgronden
60 - 65.3 │ natuur
66 - 66.2 │ vergunning Natuurbeschermingswet 1998
67 - 67.3 │ vergunning Waterwet
68 - 68.1 │ ontheffing Keur Waterschap
69 - 72 │ conclusie en proceskosten
Ingetrokken beroepsgronden
3. Ter zitting hebben [appellant sub 29] en anderen en [appellante sub 28] hun beroepsgrond ten aanzien van de verenigbaarheid van de hoogspanningsverbinding met in de omgeving aanwezige transportleidingen ingetrokken.
[appellant sub 29] en anderen
4. Verweerders stellen dat het beroep van [appellant sub 29] en anderen deels niet-ontvankelijk is aangezien niet alle ondertekenaars van het beroepschrift een zienswijze tegen de ontwerp-besluiten naar voren hebben gebracht.
4.1.Uit artikel 3.35, vierde lid, van de Wro in samenhang gelezen met artikel 3.8, eerste lid, van de Wro en de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb volgt dat afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is en worden de gecoördineerde ontwerp-besluiten gelijktijdig ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht.
4.2.Het beroep van [appellant sub 29] en anderen is namens verscheidende personen ingediend. De Afdeling stelt vast dat [8 appellanten sub 29] geen zienswijze naar voren hebben gebracht.
Uit artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb volgt dat slechts beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die tegen de gecoördineerde ontwerp-besluiten tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep van [appellant sub 29] en anderen, voor zover het is ingesteld door [8 appellanten sub 29], is niet-ontvankelijk.
[appellant sub 26] en anderen
5. Het college van Borsele stelt dat het beroep van [appellant sub 26] en anderen, voor zover gericht tegen de door hem bij besluit van 8 november 2016 verleende omgevingsvergunning, niet-ontvankelijk is aangezien zij geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht en het ontwerpbesluit, voor zover dat door [appellant sub 26] en anderen is bestreden, ook niet is gewijzigd.
5.1.Zoals hiervoor overwogen volgt uit artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb dat slechts beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die tegen de gecoördineerde ontwerp-besluiten tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Vaststaat dat [appellant sub 26] anderen tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht. De Afdeling stelt vast dat deze, anders dan het college stelt, tevens is gericht tegen de door het college ter inzage gelegde ontwerp-omgevingsvergunning. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 26] en anderen, voor zover gericht tegen de omgevingsvergunning van het college van Borsele, ontvankelijk.
5.2.Gelet op artikel 1.6a van de Chw laat de Afdeling de door [appellant sub 26] en anderen tegen de omgevingsvergunning naar voren gebrachte beroepsgrond evenwel buiten bespreking. Artikel 1.6a van de Chw bepaalt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. [appellant sub 26] en anderen hebben in hun nadere stuk van 15 september 2017 aangevoerd dat in de door het college van Borsele verleende omgevingsvergunning ten onrechte is voorzien in een tijdelijk werkterrein op hun gronden. Dit is naar het oordeel van de Afdeling een nieuwe beroepsgrond die geen grondslag vindt in het door [appellant sub 26] en anderen ingediende beroepschrift. Artikel 1.6a van de Chw staat dan ook in de weg aan een inhoudelijke bespreking van deze grond.