ECLI:NL:RVS:2018:1494
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot uitzetting van vreemdeling
Op 3 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 14 februari 2017 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank, maar zijn beroep werd op 27 maart 2018 ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening in behandeling kon worden genomen, aangezien het verzoek was ingediend hangende het hoger beroep. De vreemdeling verzocht om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling gegrond verklaard en bepaald dat hij niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gedaan op 3 mei 2018, waarbij mr. G. van der Wiel als voorzieningenrechter en mr. M.E.E. Wolff als griffier aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de noodzaak om hen te beschermen tegen onterechte uitzetting tijdens het hoger beroep.