ECLI:NL:RVS:2017:3298
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
Op 1 december 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 30 augustus 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 11 oktober 2017 niet-ontvankelijk, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de vreemdeling met onbekende bestemming was vertrokken en geen contact meer had onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De mogelijkheid dat de vreemdeling ergens anders opnieuw asiel zou aanvragen, werd als een onzekere toekomstige gebeurtenis beschouwd en deed niets af aan het feit dat hij geen rechtens te beschermen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
Daarom verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 december 2017.