ECLI:NL:RVS:2017:3298

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
201708356/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel

Op 1 december 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 30 augustus 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 11 oktober 2017 niet-ontvankelijk, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de vreemdeling met onbekende bestemming was vertrokken en geen contact meer had onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De mogelijkheid dat de vreemdeling ergens anders opnieuw asiel zou aanvragen, werd als een onzekere toekomstige gebeurtenis beschouwd en deed niets af aan het feit dat hij geen rechtens te beschermen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.

Daarom verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 december 2017.

Uitspraak

201708356/1/V1.
Datum uitspraak: 1 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 11 oktober 2017 in zaak nr. NL17.8471 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 11 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
2.    Nu - naar niet in geschil is - de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, stelt hij kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. Dat hij, zoals de gemachtigde ter zitting van de rechtbank heeft verklaard, mogelijk ergens anders weer opduikt en asiel aanvraagt, is een onzekere toekomstige gebeurtenis en doet daarom aan het voorgaande niet af. Aldus heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
3.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2017
210.