ECLI:NL:RBDHA:2018:9610
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser had op 25 juni 2018 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 5 juli 2018 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Gezien de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeerde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter B.F.Th. de Roos in aanwezigheid van griffier A.A. Dijk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.