ECLI:NL:RBDHA:2018:9610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
18.12352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser had op 25 juni 2018 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 5 juli 2018 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Gezien de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeerde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.

Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter B.F.Th. de Roos in aanwezigheid van griffier A.A. Dijk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.12352
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A.I. Engelsman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 25 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2018. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

Vast staat dat eiser op 5 juli 2018 met onbekende bestemming is vertrokken. Zijn gemachtigde heeft laten weten dat zij op 5 juli 2018 nog via WhatsApp contact gehad met eiser, maar daarna niet meer. Er zijn kennelijk ook geen vervolgafspraken gemaakt tussen eiser en zijn gemachtigde. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 1 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3298) concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande en heeft hij geen rechtens te beschermen belang bij de beoordeling van zijn beroep.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier, op 26 juli 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.