ECLI:NL:RVS:2017:3229

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
201708619/1/V3 en 201708619/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 november 2017 uitspraak gedaan over een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling had op 26 september 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 27 oktober 2017 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.P. Ufkes, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en daarnaast bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Er werden geen vragen opgeworpen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd als kennelijk ongegrond beschouwd, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen grond was om aan de rechtmatigheid van de uitzetting te twijfelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 november 2017, en de voorzieningenrechter was mr. G. van der Wiel, bijgestaan door griffier mr. E.C. Brugman.

Uitspraak

201708619/1/V3 en 201708619/2/V3.
Datum uitspraak: 22 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2017 in zaak nr. NL17.9855 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.P. Ufkes, advocaat te Helmond, hoger beroep ingesteld.
Daarnaast heeft de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is door de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediend hangende het hoger beroep in de procedure over het besluit van 26 september 2017. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van de Afdeling, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2788, bij uitsluiting bevoegd om het bij de rechtbank ingediende verzoek in behandeling te nemen en staat tegen de feitelijke uitzetting - waarvan is aangekondigd dat deze op 23 november 2017 om 12:10 uur zal plaatsvinden - geen bezwaar open.
Het door de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gemaakte bezwaar wordt aangemerkt als een aanvulling op het bij de rechtbank ingediende verzoek.
4.    Gelet op het hiervoor onder 1. overwogene en omdat in hetgeen de vreemdeling aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd geen grond is gelegen voor het oordeel dat niet van de rechtmatigheid van de uitzetting en de wijze waarop deze wordt geëffectueerd, kan worden uitgegaan, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Brugman, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Brugman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017
205.