201608922/1/V6.
Datum uitspraak: 8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 oktober 2016 in zaak nr. 16/2679 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank.
Procesverloop
Bij besluit van 1 september 2015 heeft de raad van bestuur de aan [de vreemdeling] krachtens de Remigratiewet toegekende voorzieningen ingetrokken en een bedrag van € 3.210,37 teruggevorderd.
Bij besluit van 22 maart 2016 heeft de raad van bestuur het door [de vreemdeling] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 oktober 2016 heeft de rechtbank het door [de vreemdeling] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [de vreemdeling] hoger beroep ingesteld.
De raad van bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[de vreemdeling] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2017, waar [de vreemdeling], vertegenwoordigd door mr. F. Sarrari, advocaat te Bergen op Zoom, en de raad van bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Verbeek, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Bij besluit van 2 mei 2014 heeft de raad van bestuur aan [de vreemdeling], op zijn verzoek van 30 januari 2014, krachtens de Remigratiewet voorzieningen toegekend voor een alleenstaande. De raad van bestuur heeft hierbij bepaald dat het recht op de remigratievoorzieningen vervalt wanneer [de vreemdeling] niet binnen zes maanden na de datum van dit besluit is geremigreerd. [de vreemdeling] moest derhalve uiterlijk op 1 november 2014 uit Nederland vertrekken naar zijn land van bestemming Turkije. [de vreemdeling] is op 17 juni 2014 uit Nederland vertrokken naar Turkije. Omdat vervolgens na onderzoek is gebleken dat [de vreemdeling] zich niet in Turkije heeft gevestigd maar is teruggekeerd naar Nederland, heeft de raad van bestuur de toegekende remigratievoorzieningen bij het besluit van 1 september 2015 ingetrokken en de reeds betaalde remigratievoorzieningen teruggevorderd.
3. [de vreemdeling] betoogt dat hij zich na zijn vertrek uit Nederland in Turkije heeft gevestigd. Hij voert daartoe aan dat hij afstand heeft gedaan van de Nederlandse nationaliteit, uitgeschreven is uit de basisregistratie personen, een enkele reis heeft geboekt naar Turkije, huisvesting heeft gehad in Turkije, zich daar heeft ingeschreven bij de burgerlijke stand, een bankrekening op eigen naam heeft geopend in Turkije en dat zijn verblijf in Turkije langdurig van aard was. Voorts was hij, zoals mede blijkt uit de door [familielid], een familielid, ter zitting van de rechtbank afgelegde verklaring, voornemens te huwen in Turkije. Hij heeft tevens een verklaring van zijn broer [broer], bij wie hij in Turkije heeft verbleven en facturen van zijn internetabonnement en mobiele-telefoonabonnement in Turkije overgelegd. De rechtbank heeft derhalve miskend dat de raad van bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld, dat hij geen recht heeft op voorzieningen krachtens de Remigratiewet. Gelet hierop heeft de rechtbank eveneens miskend dat de raad van bestuur had moeten afzien van terugvordering van de reeds aan hem betaalde voorzieningen. Hierbij is mede van belang dat hij een zwervend bestaan leidt, dan wel heeft geleid, zonder vaste verblijfplaats en niet over een inkomen beschikt, aldus [de vreemdeling].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 2 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4560 en 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1715) verwijst artikel 6 van de Remigratiewet, zoals deze luidde tot 1 juli 2014, naar de artikelen 3 en 4 van die Remigratiewet, waarin, voor zover thans van belang, is bepaald dat basisvoorzieningen worden verstrekt voor de kosten van vervoer naar en vestiging en verblijf in het bestemmingsland. Uit de memorie van toelichting bij de artikelen 3, 4 en 6 van de Remigratiewet, zoals deze luidde tot 1 juli 2014 (Kamerstukken II 1997/98, 25 741, nr. 3, blz. 14-16), blijkt dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde voorwaarden zien op zowel het verstrekken als het blijven verstrekken en ontvangen van de voorzieningen en dat in het kader van artikel 6 wordt gecontroleerd of aan die voorwaarden is voldaan na toekenning daarvan. Hieruit volgt dat niet alleen ten tijde van de aanvraag moet zijn voldaan aan de hiervoor bedoelde voorwaarden, maar ook nadien. Aangezien [de vreemdeling] voor 1 juli 2014 een ontvankelijke aanvraag heeft ingediend, zijn deze bepalingen in dit geval van toepassing. Gelet op artikel 17 van het Remigratiebesluit zijn de artikelen 13, eerste lid, en 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet (hierna: het uitvoeringsbesluit), zoals die ten tijde van belang luidden, in dit geval eveneens van toepassing.
3.2. [de vreemdeling] is op 21 juni 2013 uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Bergen op Zoom (thans: de basisregistratie personen) en op 17 juni 2014 vertrokken naar Turkije. Aldaar had hij, afgezien van een koffer met kleding, geen bezittingen, heeft hij geen zelfstandige woonruimte betrokken, maar, zoals blijkt uit de verklaring van [broer], gedurende drie maanden in het huis van [broer] verbleven. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het verblijf van [de vreemdeling] in Turkije, anders dan hij stelt, van korte duur was en een voorlopige karakter had. Voorts heeft hij in Turkije geen verzekeringen afgesloten en heeft hij niet aannemelijk gemaakt daar een vaste baan te hebben gehad. Voor zover hij ter zitting bij de Afdeling heeft gesteld werkzaamheden te hebben verricht en hiervoor contant te zijn betaald, heeft hij deze stelling niet met gegevens en bescheiden gestaafd. Dat [de vreemdeling] in Turkije beschikte over een internetabonnement, een mobiele-telefoonabonnement en een bankrekening had geopend, doet daar niet aan af. [de vreemdeling] heeft deze bankrekening op aandringen van de raad van bestuur geopend, opdat de remigratievoorzieningen aan hem konden worden overgemaakt. Op 16 september 2014 is [de vreemdeling] teruggekeerd naar Nederland en heeft hij zich weer ingeschreven op het adres waarop hij ook tot 17 juni 2014 stond ingeschreven. Gelet op dit samenstel van feiten en omstandigheden is van remigratie naar het bestemmingsland geen sprake geweest. De door [familielid] bij de rechtbank afgelegde getuigenverklaring leidt niet tot een ander oordeel, nu hieruit slechts blijkt dat [de vreemdeling] tijdens een vakantie van [familielid], in Turkije bij zijn broer verbleef. [familielid] heeft verklaard dat hij [de vreemdeling] niet thuis heeft bezocht en niets wist te vertellen over diens dagelijkse bezigheden.
Nu [de vreemdeling] zich niet in zijn bestemmingsland heeft gevestigd en niet is geremigreerd naar zijn land van herkomst, kan hij niet worden aangemerkt als een remigrant als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Remigratiewet, zoals deze luidde tot 1 juli 2014. Voor zover [de vreemdeling] stelt dat hij ten tijde van zijn aanvraag om remigratievoorzieningen de intentie had zich in Turkije te vestigen, is hij er, gelet op het vorenstaande, niet in geslaagd die intentie metterdaad aannemelijk te maken.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de raad van bestuur de remigratievoorzieningen ten onrechte heeft toegekend, het recht op deze voorzieningen ingevolge artikel 13, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit terecht heeft ingetrokken en de reeds betaalde voorzieningen ingevolge artikel 15, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit terecht heeft teruggevorderd.
Hetgeen [de vreemdeling] in hoger beroep voor het overige betoogt, is een herhaling van hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd. Aangezien de rechtbank gelet op het vorenstaande het beroep op goede gronden ongegrond heeft verklaard, faalt het betoog. Voor zover [de vreemdeling] stelt dat hij het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk vindt, is deze stelling niet onderbouwd.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, griffier.
w.g. Sevenster w.g. Groenendijk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
164. BIJLAGE
Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet, Stb. 2013, 331), in werking getreden op 1 juli 2014
Artikel II
De artikelen 3, 4, eerste lid, 6, eerste lid, en 8g, tweede lid, van de Remigratiewet, zoals die luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 10 juli 2013, blijven van toepassing op personen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet:
a. zijn geremigreerd of
b. een ontvankelijke aanvraag tot toekenning van de basisvoorzieningen of de remigratievoorzieningen in de zin van genoemde artikelen bij de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, hebben ingediend.
Besluit van 1 maart 2014 houdende voorschriften ter uitvoering van de Remigratiewet en tot wijziging van enige andere algemene maatregelen van bestuur (Remigratiebesluit)
Artikel 17
1. De artikelen 10, eerste lid, onderdeel b, 12, vierde en vijfde lid, 13, eerste en vierde lid, en 15, eerste en vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, […] zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op personen die voor dat tijdstip zijn geremigreerd en basisvoorzieningen hebben ontvangen of een aanvraag tot toekenning van die basisvoorzieningen bij de Sociale verzekeringsbank hebben ingediend.
[…]
Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, ten tijde van belang
Artikel 13
1. Onverminderd het elders bij of krachtens de wet bepaalde inzake wijziging of intrekking van een besluit tot toekenning van de basisvoorzieningen dan wel de remigratievoorzieningen, wijzigt de SVB een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
[…];
b. indien anderszins de basisvoorzieningen dan wel de remigratievoorzieningen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld;
[…].
Artikel 15
1. De basisvoorzieningen en de remigratievoorzieningen die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 13, eerste of tweede lid, onverschuldigd zijn betaald, alsmede alle bedragen die anderszins op grond van deze wet onverschuldigd zijn betaald, worden door de SVB van de remigrant respectievelijk zijn partner teruggevorderd.
[…]
Remigratiewet, zoals deze luidde tot 1 juli 2014
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
c. remigreren: het zich buiten het Koninkrijk, in het land van herkomst vestigen;
d. land van herkomst: land waar de remigrant of een van zijn ouders is geboren of land waarvan de remigrant of een van zijn ouders de nationaliteit bezit of heeft bezeten;
e. bestemmingsland: land waarin een remigrant zich gaat vestigen;
f. remigrant: een persoon, bedoeld in artikel 2, die met de toepassing van deze wet voornemens is zijn rechtmatig hoofdverblijf in Nederland op te geven om te remigreren, dan wel is geremigreerd en sindsdien in een bestemmingsland is gevestigd;
[…]
Artikel 3
1. Aan een remigrant die niet over voldoende middelen beschikt om zelfstandig te kunnen remigreren, worden onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, de volgende basisvoorzieningen verstrekt:
a. een vergoeding van de kosten van vervoer van de remigrant en van zijn partner en hun kinderen die tezamen met de remigrant vertrekken naar het bestemmingsland, tot de plaats van bestemming;
b. een tegemoetkoming in de kosten van hervestiging in het bestemmingsland.
[…]
Artikel 4
1. Aan een remigrant die niet over voldoende middelen beschikt om zelfstandig te kunnen remigreren, onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, wordt een periodieke uitkering verstrekt ter voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland.
[…]
Artikel 6
Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt het recht op de voorzieningen bedoeld in die artikelen beëindigd, […] en de op grond daarvan reeds betaalde bedragen geheel of gedeeltelijk teruggevorderd, voor zover dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald.