ECLI:NL:RVS:2017:1907

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
201702968/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 10 maart 2017 heeft een vreemdeling de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verzocht om herziening van de uitspraak van 16 maart 2015 in zaak nr. 15/4344. Dit verzoek is op 6 april 2017 door de rechtbank aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doorgezonden. De Afdeling heeft het verzoek beoordeeld in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), specifiek artikel 8:54 en artikel 8:119, die betrekking hebben op vereenvoudigde behandeling en de procedure voor herziening.

De Afdeling constateert dat het verzoek om herziening ruim één jaar en elf maanden na de datum waarop de vreemdeling redelijkerwijs bekend kon zijn met de nieuwe feiten en omstandigheden is ingediend. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat het verzoek niet eerder kon worden ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat de indiening van het verzoek onredelijk laat is, conform artikel 6:12 van de Awb, dat stelt dat een beroep dat niet aan een termijn is gebonden, niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het onredelijk laat is ingediend.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 juli 2017 en is vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.

Uitspraak

201702968/1/V3.
Datum uitspraak: 13 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4089.
Procesverloop
Bij brief van 10 maart 2017 aan de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft de vreemdeling de rechtbank verzocht om herziening van de uitspraak van 16 maart 2015 in zaak nr. 15/4344.
Bij brief van 6 april 2017 heeft de rechtbank dat verzoek aan de Afdeling doorgezonden.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Op het tegen voormelde uitspraak van 16 maart 2015 ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 10 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4089, beslist. De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling daarom terecht aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling, waarop de Afdeling moet beslissen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4821).
2.    Het verzoek is ruim één jaar en elf maanden nadat de vreemdeling redelijkerwijs bekend kon zijn met de door hem gestelde nieuwe feiten en omstandigheden, ingediend. Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld die tot het oordeel leiden dat de indiening redelijkerwijs niet eerder kon worden gedaan, is die indiening onredelijk laat. Voor dit oordeel is aansluiting gezocht bij artikel 6:12, eerste en vierde lid, van de Awb, waarin is bepaald dat een beroep dat niet aan een termijn is gebonden, niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het onredelijk laat is ingediend.
3.    Het verzoek om herziening is kennelijk niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Verweij
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2017
722.