ECLI:NL:RVS:2015:4089
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en ongegrondverklaring beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 27 februari 2015. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 16 maart 2015 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten in het hogerberoepschrift beoordeeld. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de aangevoerde gronden niet tot vernietiging van de uitspraak konden leiden, omdat deze geen vragen opwierpen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden. De Raad van State heeft dit oordeel bevestigd en het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard.
De beslissing van de Raad van State is op 10 april 2015 openbaar uitgesproken. De aangevallen uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. H. Vonk, griffier.