ECLI:NL:RVS:2017:1849
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boete opgelegd voor onttrekking van woonruimte ten behoeve van hennepteelt
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het college had op 15 september 2014 een boete van € 4.000,00 opgelegd aan [wederpartij] wegens het onttrekken van een woning aan de bestemming tot bewoning, omdat deze woning deels werd gebruikt voor hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de boete onevenredig hoog was, gezien de persoonlijke omstandigheden van [wederpartij], die als alleenstaande moeder van drie kinderen van een bijstandsuitkering moest rondkomen. De rechtbank matigde de boete tot € 1.760,00. Het college ging in hoger beroep, stellende dat de rechtbank ten onrechte rekening had gehouden met de financiële draagkracht van [wederpartij]. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had onderbouwd waarom de boete gematigd moest worden. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [wederpartij] ongegrond, waarmee de oorspronkelijke boete van € 4.000,00 in stand bleef. De uitspraak benadrukt dat bij wettelijk vastgestelde boetes de mate van verwijtbaarheid en financiële draagkracht van de overtreder in principe geen rol spelen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen.