42.5.Gelet op het ontbreken van het akoestisch onderzoek bij het wijzigingsbesluit en het ten onrechte niet wijzigen van tabel 5 in artikel 5 van het tracébesluit in het wijzigingsbesluit is het wijzigingsbesluit in strijd met artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Tracéwet vastgesteld en niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het beroep van Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg en anderen tegen het wijzigingsbesluit is gegrond.
Het wijzigingsbesluit dient vanwege strijd met artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Tracéwet en artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd voor zover het wijzigingsbesluit niet voorziet in een wijziging van tabel 5 in artikel 5 van het tracébesluit wat betreft het type asfalt op de afrit Hoornsediep en wat betreft de verwijzing naar de juiste kaart of de wijziging van het kaartblad. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien.
43. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen zijn de beroepen tegen het tracébesluit van [appellant sub 1], [appellanten sub 2], het Gomarus College en Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg en anderen gegrond.
Het tracébesluit dient vanwege strijd met artikel 11c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wbr, artikel 11.42 van de Wet milieubeheer en artikel 3:2 en artikel 3:4 van de Awb te worden vernietigd.
De Afdeling ziet in het wijzigingsbesluit en de nadere motivering van de minister aanleiding om de rechtsgevolgen van het tracébesluit in stand te laten, doch niet voor zover uit het wijzigingsbesluit en uit het hierna onder VIII bepaalde andere rechtsgevolgen voortvloeien dan uit het tracébesluit.
De beroepen tegen het tracébesluit van [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 6] en [appellant sub 7] zijn ongegrond.
44. Het beroep van Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg en anderen tegen het wijzigingsbesluit is gegrond.
Het wijzigingsbesluit dient vanwege strijd met artikel 10 van de Tracéwet en artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
De Afdeling ziet in de nadere motivering van de minister aanleiding om op de hierna onder VIII te melden wijze in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het wijzigingsbesluit, voor zover daarin tabel 5 in artikel 5 van het tracébesluit niet is gewijzigd en voor het overige de rechtsgevolgen van het wijzigingsbesluit in stand te laten, doch niet voorzover uit het hierna onder VIII bepaalde andere rechtsgevolgen voortvloeien dan uit het wijzigingsbesluit.
De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, het Gomarus College, [appellant sub 6], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] tegen het wijzigingsbesluit zijn ongegrond.
Wat betekent deze uitspraak voor het project Zuidelijke Ringweg
45. De Afdeling vernietigt het tracébesluit en het wijzigingsbesluit vanwege enkele gebreken in deze besluiten. De Afdeling laat de rechtsgevolgen van deze besluiten echter in stand. Dat betekent dat het project Zuidelijke Ringweg waar het tracébesluit en het wijzigingsbesluit op zien, uitgevoerd kan worden. Daarbij dienen de in het wijzigingsbesluit opgenomen aanpassingen van het tracébesluit en de in deze uitspraak opgenomen aanpassing van het asfalttype bij de afrit Hoornsediep te worden meegenomen.
De Afdeling laat de rechtsgevolgen van het tracébesluit in stand omdat de gebreken in het tracébesluit door het wijzigingsbesluit en de nadere motivering van de minister zijn gerepareerd. De Afdeling laat de rechtsgevolgen van het wijzigingsbesluit in stand omdat het ontbreken van het akoestisch onderzoek en de wijziging van het asfalttype in het wijzigingsbesluit gerepareerd zijn met de nadere motivering van de minister en de aanvulling die de Afdeling zelf voorziend op het wijzigingsbesluit heeft aangebracht.
46. De minister dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is bij het Gomarus College niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], stichting Stichting Gereformeerde Scholengroep en stichting Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg Groningen en anderen tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 29 september 2014 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 29 september 2014;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 29 september 2014 in stand blijven, doch niet voor zover uit het besluit van 12 februari 2016 en hetgeen onder VIII is bepaald andere rechtsgevolgen voortvloeien dan uit het besluit van 29 september 2014;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 6] en [appellant sub 7] tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 29 september 2014 ongegrond;
V. verklaart het beroep van stichting Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg Groningen en anderen tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 12 februari 2016 gegrond;
VI. vernietigt het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 12 februari 2016;
VII. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 12 februari 2016 in stand blijven, doch niet voor zover uit hetgeen onder VIII is bepaald andere rechtsgevolgen voortvloeien dan uit het besluit van 12 februari 2016;
VIII. bepaalt dat het tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 (wijziging 2016) wordt aangevuld door een artikel 8 toe te voegen dat als volgt luidt:
De volgende regel uit tabel 5 in artikel 5 van het Tracébesluit (2014)
en onder de tabel de volgende figuur toe te voegen:
IX. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 12 februari 2016 voor zover daarin tabel 5 in artikel 5 van het tracébesluit niet is gewijzigd;
X. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 3] en anderen, stichting Stichting Gereformeerde Scholengroep, [appellant sub 6], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 12 februari 2016 ongegrond;
XI. veroordeelt de minister van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.736,00 (zegge: zeventienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de minister van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4.563,70 (zegge: vierduizend vijfhonderddrieënzestig euro en zeventig cent), waarvan € 1.488,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de minister van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij de stichting Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg Groningen en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.232,00 (zegge: tweeduizend tweehonderdtweeëndertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
XII. gelast dat de minister van Infrastructuur en Milieu aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, en wel ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) voor de stichting Stichting Gereformeerde Scholengroep, en € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) voor de stichting Stichting Leefomgeving Zuidelijke Ringweg Groningen en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Rietberg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016