7.1.De rechtbank overweegt dat het beroep zich in de kern richt op de omgevingsvergunning voor zover het de activiteit strijdig gebruik betreft. Het college dient in beginsel te beslissen op basis van de aanvraag zoals die door de aanvrager is ingediend. Bij de beantwoording van de vraag of het college een omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder c van de Wabo wenst te verlenen, is uitgangspunt dat het college rekening dient te houden met zijn beleid. Het college moet bij de beoordeling of de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening ook rekening houden met provinciaal beleid en algemene regels uit een provinciale verordening.
7.1.1.De rechtbank stelt vast dat vergunninghouder bij de aanvraag om omgevingsvergunning een participatieplan heeft overgelegd waarin zowel de procesparticipatie als de financiële participatie is beschreven. De procesparticipatie ziet op het creëren van draagvlak en het meenemen van omwonenden in het proces rondom landschappelijke, ecologische en technische randvoorwaarden. Onder financiële participatie verstaat vergunninghouder het bieden van toegang aan omwonenden tot de opbrengst van het zonnepark. Wat betreft financiële participatie stelt vergunninghouder in het participatieplan voor dit project een omgevingsfonds voor, bestaande uit een jaarlijkse bijdrage van € 1500/MWp over een looptijd van 15 jaar, totaal € 190.000,-.
7.1.2.De rechtbank stelt verder vast dat op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b in samenhang met artikel 2.42.1, vierde lid, van de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016, de omgevingsvergunning voor een zonnepark inzicht moet bieden in de mogelijkheid voor omwonenden om te participeren in de ontwikkeling en opbrengst van het zonnepark. In het gemeentelijke Beleid Zonneparken in Midden-Groningen is opgenomen dat het van belang is dat bewoners en bedrijven kunnen participeren in duurzame energieopwekking. In de raadsbrief van 14 maart 2022 heeft het college toegelicht op welke wijze de omgevingsparticipatie toegepast moet worden. Het college gaat uit van waardevermeerdering voor het gebied, de leefbaarheid en de omwonenden door lokaal eigendom of, als dit niet lukt, door financiële compensatie. Indien zonneparken, na inspanning, niet met gedeeltelijk lokaal eigendom of 50% mede-eigenaarschap uit de omgeving kunnen worden ontwikkeld, dan is er een optie voor lokale participatie in de vorm van een bijdrage aan het gebiedsfonds.
7.1.3.De rechtbank overweegt dat in het bestreden besluit staat dat het aangevraagde initiatief past in het gemeentelijk Beleid zonneparken in Midden-Groningen en dat de aanvrager zal bijdragen aan het duurzaamheidsfonds. In het bestreden besluit ontbreekt echter een onderbouwing van de inspanning die vergunninghouder heeft verricht om te komen tot gedeeltelijk lokaal eigendom of 50% mede-eigenaarschap. In de reactienota op de zienswijze, behorend bij het bestreden besluit, staat dat er gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [[2]] en vergunninghouder, maar [[2]] ontkent dat die gesprekken hebben plaatsgevonden. Ook vergunninghouder heeft op de zitting niet met zekerheid kunnen stellen dat voor dit vergunde zonnepark met [[2]] of andere omwonenden is gesproken over lokaal eigendom, 50% mede-eigenaarschap of welke wijze van mede-eigendom dan ook. Uit het dossier blijkt ook niet dat [[2]] of andere omwonenden door vergunninghouder zijn benaderd voor enige vorm van (mede-)eigendom teneinde te kunnen participeren in de opbrengsten van dit zonnepark.
Het enkele feit dat vergunninghouder in het participatieplan bij de aanvraag heeft voorgesteld om financieel te participeren middels een gebiedsfonds, is onvoldoende om te kunnen stellen dat vergunninghouder voldoende inspanningen heeft geleverd om te komen tot gedeeld lokaal eigendom of 50% mede-eigenaarschap en dat voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid. Het besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Het beroep slaagt.
7.1.1.De beoordeling van het beroep met zaaknummer 22/2744 heeft al geleid tot een vernietiging van het bestreden besluit maar de rechtbank heeft daarbij ook geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zouden kunnen blijven, afhankelijk van de beoordeling van het beroep met zaaknummer 22/2745. Nu ook het beroep met zaaknummer 22/2745 slaagt, heeft de rechtbank ook onderzocht of het motiveringsgebrek in zaaknummer 22/2745 hersteld kan worden en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
7.1.2.Uit de toepasselijke regelgeving volgt geenszins dat de omgevingsvergunning niet mag worden verleend als gedeeltelijk lokaal eigendom of 50% mede-eigenaarschap ontbreekt. De toepasselijke regelgeving dwingt het college wel om af te wegen in hoeverre lokaal eigendom, 50% mede-eigenaarschap of welke wijze van mede-eigendom dan ook, haalbaar is.
7.1.3.De rechtbank heeft vergunninghouder naar aanleiding van het besprokene op de zitting, in de gelegenheid gesteld te onderbouwen of het mogelijk is voor omwonenden om te participeren in de ontwikkeling en opbrengst van het zonnepark.
7.1.4.Vergunninghouder heeft in een brief van 6 september 2023 gesteld dat geen aandeelhouderschap in de projectvennootschap mogelijk is. Vanwege zware netcongestie is voor nieuwe zonnepark-ontwikkelingen in de gemeente Midden-Groningen bijna geen capaciteit beschikbaar om elektriciteit terug te leveren op het elektriciteitsnet. Het naastgelegen [zonnepark 2] beschikt nog wel over voldoende aansluitcapaciteit op haar eigen netwerk. Door zonnepark [naam] middels een kabel te verbinden met [zonnepark 2] kan zonnepark [naam] toch elektriciteit leveren. De stroomkabel tussen het [zonnepark 2] en het hoogspanningsstation is echter privé-eigendom van de eigenaar van [zonnepark 2], zijnde [naam eigenaar]. [naam eigenaar] kan momenteel juridisch gezien geen netcapaciteit verlenen aan een derde en wil, gelet op de kosten en de procedures die daarmee gemoeid zijn, ook geen ontheffing aanvragen teneinde wel netcapaciteit te kunnen verlenen aan een derde. De enige mogelijkheid om zonnepark [naam] te bouwen is door het zonnepark aan te sluiten op [zonnepark 2] van [naam eigenaar]. [naam eigenaar] kan echter niet worden gedwongen om een derde partij als mede-aandeelhouder in de projectvennootschap van [zonnepark 2] te laten deelnemen. Volgens vergunninghouder is een vorm van mede-eigendom niet mogelijk en is een omgevingsfonds een goede en acceptabele alternatieve invulling waarmee de directe omgeving meeprofiteert van het zonnepark.
7.1.5.Het college heeft op 19 september 2023 aangegeven te kunnen instemmen met de onderbouwing van vergunninghouder.
7.1.6.De rechtbank acht de motivering van vergunninghouder, waarmee het college heeft ingestemd, navolgbaar. Het is inmiddels een bekend gegeven dat het elektriciteitsnet op veel plekken overbelast is en dat netbeheerders om die reden terughoudend zijn met het aansluiten van nieuwe (zonne)energieparken op het elektriciteitsnet. De rechtbank vindt het aannemelijk dat momenteel de meest optimale wijze van exploitatie van zonnepark [naam] het aansluiten op [zonnepark 2] is, waarna het eigendom niet langer bij vergunninghouder ligt maar bij [naam eigenaar]. De rechtbank ziet niet in dat [naam eigenaar] in het kader van de onderhavige procedure, kan worden gedwongen om derden financieel te laten participeren.
De rechtbank is, gelet op de nadere motivering van vergunninghouder, van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat gedeeld lokaal eigendom of 50% mede-eigenaarschap niet haalbaar is voor zonnepark [naam] en dat daarom conform het gemeentelijk beleid, lokale participatie in de vorm van een bijdrage aan het gebiedsfonds kan plaatsvinden.
7.1.7.De rechtbank is van oordeel dat met de aanvulling van vergunninghouder, het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit is hersteld. Uit het voorgaande volgt dat het ontbreken van een deugdelijke motivering van de wijze van financiële participatie, niet leidt tot het oordeel dat het college de gevraagde vergunning niet heeft kunnen verlenen. Als in het (ontwerp)besluit wel een afweging was gemaakt over de verschillende wijzen van financiële participatie, zou dat niet tot een ander besluit hebben geleid. De rechtbank is van oordeel dat het college de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.