ECLI:NL:RVS:2016:2723

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
201606592/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 september 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 28 juli 2016 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 23 augustus 2016 deze afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de staatssecretaris Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt, maar dat de rechtbank deze regeling onverbindend heeft verklaard. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er niet kan worden uitgesloten dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de uitspraak van de rechtbank te schorsen, zodat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat het hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris als kennelijk gegrond toegewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van asielaanvragen en de status van landen als veilig land van herkomst. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij het afwijzen van asielaanvragen en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechtsbescherming van vreemdelingen.

Uitspraak

201606592/2/V2.
Datum uitspraak: 15 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 23 augustus 2016 in zaak nr. 16/16828 in het geding tussen:
[vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 23 augustus 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De staatssecretaris heeft, voor zover hier van belang, bij regeling van 10 februari 2016, nummer 732095, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000; Stcrt. 2016, 8083), Marokko aangemerkt als veilig land van herkomst in de zin van artikel 3.37f, derde lid, van het VV 2000. De rechtbank heeft deze regeling onverbindend verklaard, voor zover de staatssecretaris daarin Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt, het besluit van 28 juli 2016 vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling moet beslissen.
2. Het verzoek van de staatssecretaris komt erop neer dat hij de voorzieningenrechter verzoekt om de aangevallen uitspraak bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
Gelet op hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de staatssecretaris terecht de aanvraag van de vreemdeling heeft afgewezen. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat schorsing van de aangevallen uitspraak achterwege moet blijven, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen. Deze toewijzing brengt mee dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 23 augustus 2016 in zaak nr. 16/16828.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Yildiz
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2016
594.