ECLI:NL:RVS:2016:2485

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
201509450/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de definitieve vaststelling van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 19 november 2015 het beroep van [appellante] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag van [appellante] over het jaar 2008, die door de Belastingdienst op nihil is vastgesteld. De Belastingdienst stelt dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor kinderopvang in dat jaar. De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat [appellante] niet kon bewijzen dat zij de kosten voor kinderopvang had voldaan, en dat het voorschot kinderopvangtoeslag niet was uitbetaald vanwege verrekening met openstaande vorderingen.

Tijdens de zitting op 12 augustus 2016 is de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. L.E.I.K. Jaminon, en de Belastingdienst/Toeslagen door drs. E.J.E. Groothuis. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. De Afdeling bevestigt dat het aan [appellante] is om bewijs te leveren van de gemaakte kosten en dat de Belastingdienst zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat.

De uitspraak van de Afdeling is op 14 september 2016 gedaan, waarbij de eerdere uitspraak van de rechtbank is bekrachtigd. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201509450/1/A2.
Datum uitspraak: 14 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 november 2015 in zaak nr. 15/1699 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 definitief vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 20 februari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. L.E.I.K. Jaminon, advocaat te Maastricht, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. E.J.E. Groothuis, werkzaam bij de dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
Het geschil
1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 definitief vastgesteld op nihil. Volgens de dienst heeft [appellante] geen recht op kinderopvangtoeslag over 2008, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor kinderopvang in dat jaar. De dienst heeft verwezen naar de hierna onder 2. vermelde uitspraken van de rechtbank en de Afdeling over de herziening en vaststelling op nihil van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008.
Eerdere procedure over het voorschot kinderopvangtoeslag 2008
2. [appellante] heeft op 18 maart 2009 kinderopvangtoeslag over 2008 aangevraagd voor de kosten van de kinderopvang van haar drie kinderen via gastouderbureau [gastouderbureau].
Bij besluit van 1
mei 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen haar een voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 toegekend van € 25.438,00.
Bij besluit van 23 november 2012, gehandhaafd bij besluit van 26 februari 2014, heeft de Belastingdienst/Toeslagen dat voorschot herzien en op nihil gesteld.
De rechtbank heeft het daartegen door [appellante] ingestelde beroep bij uitspraak van 14 oktober 2014 (14/2189) ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2604) heeft de Afdeling deze uitspraak van de rechtbank bevestigd. In voormelde uitspraak van 12 augustus 2015 is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt voor kinderopvang in 2008 en dat zij daarom over dat jaar geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
Definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2008
3. De rechtbank heeft in de thans aangevallen uitspraak het beroep van [appellante] tegen het besluit van 20 februari 2015, waarbij de definitieve vaststelling op nihil van de kinderopvangtoeslag over 2008 is gehandhaafd, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 niet heeft uitbetaald wegens verrekening ervan met openstaande vorderingen van de dienst op [appellante]. Dit betekent volgens de rechtbank dat [appellante] dient aan te tonen dat zij het gestelde bedrag van € 21.960,00 aan kosten voor kinderopvang daadwerkelijk heeft voldaan. De rechtbank heeft overwogen dat uit de door [appellante] overgelegde bankafschriften van [gastouderbureau] niet kan worden afgeleid dat zij betalingen heeft verricht en kosten voor opvang van haar kinderen heeft gehad. Voorts heeft [appellante] naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat delen van haar salaris zijn verrekend met de kosten die zij aan het gastouderbureau diende te voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de dienst zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] niet heeft aangetoond kosten te hebben gemaakt voor kinderopvang in 2008 en dat zij daarom over dat jaar geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbijgegaan is aan haar stelling dat het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 ten onrechte niet is uitbetaald wegens verrekening met openstaande vorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen. Zij betwist die vorderingen en de verrekening. Zij stelt dat zij zich in de gehele voorschotprocedure op het standpunt heeft gesteld dat het voorschot nog uitbetaald diende te worden. Volgens [appellante] dient de dienst te bewijzen dat verrekening met openstaande vorderingen heeft plaatsgevonden.
4.1. De Afdeling heeft in voormelde uitspraak van 12 augustus 2015 vastgesteld dat [appellante] over 2008 geen bedrag aan kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, wegens een verrekening van het aan haar toegekende voorschot over 2008 met nog openstaande vorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om daarvan thans niet uit te gaan. De rechtbank heeft bij haar oordeel over de definitieve vaststelling op nihil van de kinderopvangtoeslag over 2008 derhalve terecht als uitgangspunt genomen dat het voorschot voor dat jaar niet is uitbetaald. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat op de dienst de plicht rust om bewijs te leveren van de verrekening.
Het betoog faalt.
5. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat [appellante] in 2008 kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2731), voert [appellante] aan dat de rechtbank eraan voorbijgegaan is dat in dit geval het toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 hoger is dan de kosten van kinderopvang in dat jaar, zodat is aangetoond dat die kosten zijn betaald.
[appellante] betoogt subsidiair dat zij een deel kosten van de kosten dankzij de medewerking van [gastouderbureau] nog niet hoefde te betalen in afwachting van de kinderopvangtoeslag over 2008. Deze kosten zijn verschuldigd en dienen volgens haar te worden betrokken bij de betaalde kosten, omdat het niet betalen van die kosten is veroorzaakt door het ten onrechte niet uitbetalen van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008. Daarnaast is in 2008 een bedrag van € 10.140,00 aan kosten met haar salaris verrekend door [gastouderbureau], aldus [appellante].
5.1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1o. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar;
2o. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3o. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
5.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2829), volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij voor die opvang kosten heeft gemaakt en wat de hoogte daarvan is. Dit betekent dat het aan [appellante] is om stukken over te leggen waaruit blijkt wat de hoogte van de gemaakte kosten van gastouderopvang in 2008 is waarvoor toeslag kan worden verstrekt en dat zij die kosten daadwerkelijk heeft voldaan.
5.3. Volgens de jaaropgave 2008 van [gastouderbureau] bedragen de kosten voor kinderopvang in dat jaar € 21.960,00. Omdat het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 van € 25.438,00 wegens verrekening niet is uitbetaald, dient zij aan te tonen dat zij uit eigen middelen het volledige bedrag aan kosten daadwerkelijk heeft voldaan.
5.4. Anders dan [appellante] betoogt, betekent de omstandigheid dat het toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 hoger is dan de kinderopvangkosten in dat jaar, niet dat is aangetoond dat die kosten zijn voldaan. De uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2014, waarnaar [appellante] in dit verband heeft verwezen, biedt daarvoor geen aanknopingspunt, omdat die betrekking heeft op een geval waarin, anders dan hier, het voorschot kinderopvangtoeslag is uitbetaald aan een gastouderbureau dat van het voorschot, onder inhouding van de bemiddelingskosten, de gastouder betaalde.
5.5. Voorts heeft [appellante] niet aangetoond dat delen van haar salaris tot een totaal bedrag van € 10.140,00 zijn verrekend met de kosten die zij aan [gastouderbureau] diende te voldoen. Zij heeft geen bewijsstukken overgelegd die aantonen dat zij vooraf schriftelijk met [gastouderbureau] afspraken hierover heeft gemaakt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van14 januari 2015; ECLI:NL:RVS:2015:13). De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] al om die reden niet heeft aangetoond dat verrekening heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat ook overigens niet is gebleken dat [appellante], naar zij stelt, op freelance basis als gastouder heeft gewerkt voor [gastouderbureau] en de facturen die zij aan [gastouderbureau] stuurde niet zijn voldaan wegens de verrekening. [appellante] heeft geen schriftelijk bewijsstuk overgelegd dat aantoont dat zij op freelance basis voor [gastouderbureau] heeft gewerkt. Voorts tonen de door haar overgelegde bankafschriften van [gastouderbureau] en de facturen over 2008 de verrekening van de kosten over 2008 met haar salaris niet aan.
Verder wordt [appellante] niet gevolgd in haar betoog dat de over 2008 verschuldigde kosten voor kinderopvang in dit geval dienen te worden beschouwd als zijnde betaald. Zij gaat hiermee eraan voorbij dat het moet gaan om daadwerkelijke betaling van de kosten.
5.6. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] niet heeft aangetoond kosten te hebben gemaakt voor kinderopvang in 2008 en dat zij daarom over dat jaar geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016
609.