ECLI:NL:RVS:2016:2406

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
201601575/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en zelfstandige woonruimte: beoordeling van de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 14 januari 2016 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluit van 24 februari 2015 de huurtoeslag van [appellant] over 2011 definitief vastgesteld op nihil en het reeds betaalde voorschot teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt mocht stellen dat [appellant] in 2011 geen zelfstandige woonruimte huurde en dat er medebewoners waren die het toetsingsinkomen boven de wettelijke grens brachten.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat hij in 2011 wel degelijk een zelfstandige woning huurde, met een eigen ingang, keuken en toilet, en dat hij geen medebewoners had. De Belastingdienst/Toeslagen had echter op basis van de inschrijvingen in de Basisregistratie Personen (BRP) en de huurovereenkomst geconcludeerd dat er meerdere personen op hetzelfde adres stonden ingeschreven, wat leidde tot de conclusie dat [appellant] niet in aanmerking kwam voor huurtoeslag.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen op goede gronden de huurtoeslag voor [appellant] op nihil had vastgesteld. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201601575/1/A2.
Datum uitspraak: 7 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 januari 2016 in zaak nr. 15/5482 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag van [appellant] over 2011 definitief berekend en vastgesteld op nihil en het reeds betaalde voorschot teruggevorderd.
Bij besluit van 1 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 14 januari 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. H.R. Grootenhuis, werkzaam bij de dienst, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] huurde in 2011 woonruimte op het adres [locatie] Breda. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 24 januari 2011 aan [appellant] voor deze woonruimte een voorschot huurtoeslag over 2011 ten bedrage van € 1.414,00 toegekend.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan de definitieve vaststelling ten grondslag gelegd dat [appellant] in 2011 geen zelfstandige woonruimte huurde en daarom niet in aanmerking komt voor huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011, alsmede dat in 2011 ook vier andere personen in de basisregistratie personen (voorheen: gemeentelijke basisadministratie, hierna: BRP) op het woonadres van [appellant] stonden ingeschreven, dat de dienst deze personen daarom heeft aangemerkt als medebewoners en hun inkomens heeft betrokken bij de berekening van het toetsingsinkomen en dit toetsingsinkomen uitkomt boven de wettelijke grens voor de toekenning van huurtoeslag, zodat [appellant] ook daarom niet in aanmerking komt voor huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011.
2. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, is op de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht) de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, wordt huurtoeslag slechts toegekend:
a. als de huurder, diens partner alsmede degenen die medebewoner van de woning zijn, op het adres van die woning zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA);
b. als op dat adres geen andere personen staan ingeschreven in de GBA, behoudens eventueel een onderhuurder en personen die behoren tot diens huishouden.
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid een huurtoeslag worden toegekend, als de onjuiste inschrijving in de GBA niet aan de huurder kan worden toegerekend.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, wordt huurtoeslag slechts toegekend aan een woning die een zelfstandige woonruimte is.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Awir wordt in deze wet, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, onder medebewoner verstaan de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de GBA, met dien verstande dat als medebewoner niet wordt aangemerkt:
1°. de partner van de belanghebbende;
2°. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner;
3°. degene die tot het huishouden van de onder 2° bedoelde persoon behoort.
Ingevolge artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt onder zelfstandige woning verstaan de woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt mocht stellen dat hij in 2011 onzelfstandige woonruimte bewoonde en medebewoners had. De woning had een eigen ingang, die hij van binnen en van buiten op slot kon doen, en een eigen keuken en toilet en hij had toegang tot stromend water. Volgens [appellant] blijkt dit uit de foto’s die hij in beroep en hoger beroep heeft overgelegd. Verder had hij in 2011 geen medebewoners, aldus [appellant].
3.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7346 en ECLI:NL:RVS:2012:BY7348, 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:397, 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3622, en 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:245) mag de Belastingdienst/Toeslagen er in beginsel van uitgaan dat op één BRP-adres één zelfstandige woning is gelegen en mag de Belastingdienst/Toeslagen degenen die op hetzelfde BRP-adres zijn ingeschreven, met uitzondering van de onderhuurder en degenen die behoren tot diens huishouden, aanmerken als medebewoners die behoren tot hetzelfde huishouden als de aanvrager van huurtoeslag. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat op één BRP-adres meer zelfstandige woningen zijn, door bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat de gehuurde woning beschikt over een eigen toegang en wezenlijke voorzieningen die niet met andere bewoners op hetzelfde adres worden gedeeld. Voorts dient de huurder aan te tonen dat degene die de Belastingdienst/Toeslagen als medebewoner heeft aangemerkt niet tot zijn huishouden behoort of heeft behoord.
3.2. Niet in geschil is dat in 2011 meer personen in de BRP stonden ingeschreven op het adres [locatie] Breda. Volgens de huurovereenkomst die [appellant] in bezwaar heeft overgelegd huurde hij in 2011 "een kamer aan [locatie], kamerno "3" Breda". Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, geven de overgelegde foto’s geen inzicht in de voorzieningen in de woning, aangezien daarop alleen de buitenzijde van de woning is afgebeeld. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen op basis van het voorgaande mocht concluderen dat [appellant] in 2011 geen zelfstandige woonruimte huurde. [appellant] heeft voorts geen bewijsstukken overgelegd ter staving van zijn stelling dat hij in 2011 geen medebewoners had.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen op goede gronden de huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2011 definitief heeft vastgesteld op nihil.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016
507.