ECLI:NL:RVS:2014:4624

Raad van State

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
201310520/3/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot hoger beroep

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 september 2014 uitspraak gedaan op het verzet van [opposante] tegen een eerdere uitspraak van 28 maart 2014. De zaak betreft een hoger beroep dat door [opposante] was ingesteld, maar dat door de Afdeling als kennelijk ongegrond werd verklaard. De Afdeling had de eerdere uitspraak bevestigd na vereenvoudigde behandeling.

[opposante] heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoert dat haar hogerberoepschrift voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen grond was voor de conclusie dat haar hoger beroep kennelijk ongegrond was. Tijdens de zitting op 1 augustus 2014 is [opposante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H.T. Kruijt.

De Afdeling overweegt dat het verzet uitsluitend betrekking heeft op de vraag of de vereenvoudigde behandeling van het hoger beroep terecht is toegepast. De Afdeling concludeert dat [opposante] in haar hoger beroep niet heeft aangetoond dat de eerdere uitspraak onjuist of onvolledig was. De herhaling van argumenten die eerder bij de rechtbank zijn aangevoerd, biedt geen grond voor vernietiging van de uitspraak.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het verzet ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 september 2014.

Uitspraak

201310520/3/A1.
Datum uitspraak: 3 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) van:
[opposante], wonend te Voorschoten,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2014 in zaak nr. 201310520/2/A1.
Procesverloop
Bij uitspraak van 28 maart 2014, in zaak nr. 201310520/2/A1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [opposante] verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 1 augustus 2014, waar [opposante], vertegenwoordigd door mr. H.T. Kruijt, advocaat te Den Haag, is verschenen.
Overwegingen
1. [opposante] heeft per brief van 7 november 2013 hoger beroep ingesteld. Vervolgens is zij in de gelegenheid gesteld de gronden van haar hoger beroep aan te vullen. Per brief van 17 december 2013 heeft [opposante] de gronden van haar hoger beroep aangevuld door te herhalen wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd.
2. In de uitspraak van 28 maart 2014 is overwogen dat het in hoger beroep door [opposante] voorgedragen betoog louter een herhaling is van wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. Nu de rechtbank hierop in haar uitspraak is ingegaan en [opposante] in hoger beroep niet heeft aangevoerd waarom de desbetreffende overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn, is in hetgeen zij heeft aangevoerd geen grond gevonden om de aangevallen uitspraak te vernietigen. Voorts is overwogen dat het betoog dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 4 juni 2010 in stand heeft gelaten, evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kan leiden, reeds omdat de rechtbank dat niet heeft gedaan.
2. Verzet als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens in dit geval kennelijke ongegrondheid van het hoger beroep. De verzetprocedure biedt niet de mogelijkheid om alsnog de gronden nader aan te vullen.
[opposante] betoogt in haar verzetschrift dat haar hogerberoepschrift voldeed aan de daaraan in artikel 6:5 gelezen in verbinding met artikel 6:24 van de Awb gestelde eisen. Wegens de complexiteit van de zaak wenste zij het hoger beroep op een later tijdstip te motiveren. Volgens [opposante] bestond geen grond voor het oordeel dat haar hoger beroep kennelijk ongegrond was.
In hetgeen [opposante] heeft aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de Afdeling ten onrechte op basis van de stukken het hoger beroep met vereenvoudigde behandeling, en derhalve zonder behandeling ervan ter zitting, kennelijk ongegrond heeft verklaard. De ter zitting door [opposante] aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013 in zaak nr. 201112188/1/A4 geeft geen grond voor een dergelijk oordeel. In die uitspraak is, voor zover hier van belang, overwogen dat de Afdeling het aangewezen acht om, indien in het hogerberoepschrift louter is verwezen naar eerder ingediende beroepsgronden en niet is aangegeven waarom het oordeel van de rechtbank onjuist is, de indiener van het hoger beroep uit te nodigen binnen een nadere termijn van vier weken aan te geven waarom de reactie van de rechtbank onjuist is.
In dit geval heeft [opposante] per brief van 7 november 2013 hoger beroep ingesteld. Nadat zij in de gelegenheid was gesteld de gronden van haar hoger beroep aan te vullen, heeft [opposante] per brief van 17 december 2013 de gronden van haar hoger beroep aangevuld door te herhalen wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. In dat geval wordt niet nogmaals de gelegenheid geboden aan te geven waarom de reactie van de rechtbank onjuist is.
3. Het verzet is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P Oudenaller, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2014
270-724.