9.2.De door eiser gestelde inadequate vakantieplanning komt erop neer dat eisers zonen, die onderwijs volgen bij twee verschillende scholen in Hardenberg, deels verschillende vakantieperiodes hebben. Het niet geheel overeenstemmen van de vakantieperiodes van verschillende kinderen uit een gezin valt onder de situatie ‘verlof voor een kind, omdat andere kinderen uit het gezin al of nog vrij zijn’, waarover in de Beleidsregel expliciet is opgenomen dat hiervoor geen verlof mag worden verleend. Reeds hierom heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser gestelde inadequate vakantieplanning niet kan worden geduid als ‘voor andere naar het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden’ waarvoor verweerder in beginsel verlof mag verlenen.
Gelet op vorenstaande heeft verweerder kunnen besluiten het gevraagde verlof niet te verlenen.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
10. Eiser stelt dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Ter onderbouwing verwijst hij naar een verlof dat voor zijn oudste zoon [naam zoon] in het schooljaar 2016/2017 is verleend omdat toen sprake was van een inadequate vakantieplanning.
11. De rechtbank overweegt hierover dat het gelijkheidsbeginsel inhoudt dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Uit verweerders reactie op deze beroepsgrond in zijn verweerschrift blijkt dat er van gelijke gevallen geen sprake is. Bij de toenmalige beslissing tot het verlenen van verlof voor één dag heeft meegespeeld dat eiser claimde dat de receptie telefonisch had aangegeven dat de verlofaanvraag was goedgekeurd. Deze claim is destijds voor verweerder reden geweest om het verlof toe te kennen. In de onderhavige zaak is daarentegen door eiser niet naar voren gebracht dat er van de zijde van de school aan hem zou zijn meegedeeld dat er verlof voor zijn zoon is verleend. Alleen al hierom is een schending van het gelijkheidsbeginsel niet aan de orde.
Deze beroepsgrond slaagt derhalve evenmin.
12. Eiser stelt dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. In dat kader heeft hij aangevoerd dat hij geen vertrouwen meer heeft in de school van verweerder en dat er een administratieve fout is gemaakt waardoor gedurende enige tijd bij hem het idee is gewekt dat de verlofaanvraag was goedgekeurd.
13. De rechtbank overweegt als volgt.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is allereerst vereist dat er sprake is van aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen waaraan betrokkene de rechtens te honoreren verwachtingen kan ontlenen dat het door hem of haar gewenste besluit zou worden genomen.
Van dergelijke toezeggingen is in deze zaak geen sprake. Verder heeft eiser niet gedisponeerd. De vakantie was immers al door hem geboekt voordat er gedurende korte tijd onjuiste informatie over het verlof op Magister stond.
Dat eiser geen vertrouwen meer heeft in de school, heeft niets van doen met het vertrouwensbeginsel.
Deze laatste beroepsgrond slaagt dan ook eveneens niet.
14. Eiser heeft een aantal niet juridische opmerkingen gemaakt in zijn beroepschrift. De rechtbank wenst hierover het navolgende op te merken.
De Leerplichtwet gaat uit van de verplichting (en dus niet van een recht) tot het volgen van onderwijs aan een school of instelling door een minderjarige. Deze verplichting geldt zowel voor de minderjarige die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, als voor de ouder/verzorger. Dat eiser vraagtekens stelt bij de educatieve waarde van een door de school georganiseerde reis naar Rome (en dat daarentegen de door hemzelf georganiseerde reis naar Londen een dergelijke waarde wel zou hebben), betekent niet dat eiser zich naar believen kan onttrekken aan de plichten die de Leerplichtwet op hem als ouder/verzorger legt. Ook het feit dat een minderjarige wordt geconfronteerd met lesuitval en tussenuren, impliceert niet dat de op de ouder/verzorger rustende plichten anders mogen worden ingevuld.
Uit het beroepschrift blijkt dat eiser in de schooljaren 2016/2017 en 2017/2018 verlof heeft gevraagd voor zijn zonen [naam zoon] en [naam tweede zoon] , onder verwijzing naar een ‘inadequate vakantieplanning’. Hieruit volgt dat het bij eiser bekend is dan wel bekend had moeten zijn dat de scholen van beide zoons geen identieke vakantieperioden hanteren. Het had dan ook op de weg van eiser gelegen om, alvorens de vakantie in Londen te boeken, bij beide scholen te informeren hoe de meivakantie in 2018 is ingevuld. Eiser heeft dit evenwel niet gedaan. De financiële consequenties van dit niet-handelen komen geheel voor zijn eigen rekening.
In dit verband wijst de rechtbank er tevens op dat eiser, ook zonder navraag te doen bij de school van verweerder, op de hoogte had kunnen zijn van de periode waarin de meivakantie 2018 van deze school valt. Zoals verweerder in het verweerschrift stelt en door eiser niet is weersproken, heeft de school hierover meerdere keren informatie verstrekt aan de ouders en verzorgers van leerlingen. Zo is de vakantieregeling van de school gepubliceerd op de website van de school. Verder zijn alle schoolvakanties weergegeven in de brochure ‘Praktische informatie 2017 – 2018’, die elke leerling aan het begin van het schooljaar 2017/2018 heeft ontvangen. Ten slotte zijn de schoolvakanties door middel van de nieuwsbrief van de school op 28 september 2018 nogmaals onder de aandacht van de ouders en verzorgers gebracht. Dat eiser ter zitting naar voren heeft gebracht dat de stortvloed van nieuwsbrieven van de school niet bevorderlijk is voor de toegankelijkheid van de informatievoorziening, kan naar het oordeel van de rechtbank geen valide argument voor eiser zijn om de nieuwsbrieven dan maar niet te raadplegen op belangrijke informatie als vakantieperiodes.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.