201400174/1/V2.
Datum uitspraak: 11 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 30 december 2013 in zaak nr. 13/25309 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij op 9 januari 2014 gerectificeerde uitspraak van 30 december 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De staatssecretaris klaagt in zijn grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, gelet op hetgeen de vreemdeling over zijn psychische problematiek heeft aangevoerd en gezien hetgeen hierover uit het dossier blijkt, hij op grond van de beschikbare informatie niet de geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van de vreemdeling ten grondslag heeft kunnen leggen aan het besluit van 26 september 2013. Daartoe voert hij aan dat gesteld noch gebleken is dat de medische situatie van de vreemdeling ten tijde van de gehoren was verslechterd ten opzichte van zijn medische situatie bij het uitbrengen van het advies van MediFirst van 13 september 2013 (hierna: het advies) waarin is vermeld dat de vreemdeling kon worden gehoord. Bovendien kan uit de verslagen van de gehoren niet worden afgeleid dat de vreemdeling niet in staat was zijn asielrelaas goed en volledig naar voren te brengen, aldus de staatssecretaris.
1.1. In het advies is onder het kopje 'wel horen' vermeld dat voor het horen en beslissen relevant is dat de vreemdeling slaapproblemen heeft als gevolg van een psychische aandoening, waardoor zijn concentratie verminderd kan zijn, en dat de vreemdeling te kennen geeft soms last te hebben van erge hoofdpijn. MediFirst adviseert dat dit eventueel een reden zou kunnen zijn het gehoor te onderbreken. In het advies is daarnaast in het kader van de overige relevante opmerkingen, 'niet zijnde een beperking bij het horen en beslissen', vermeld dat de vreemdeling voor zijn psychische klachten onder behandeling is en hij medicatie voor zijn klachten gebruikt.
Niet in geschil is dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het inzichtelijk en concludent is.
1.2. Zoals volgt uit de uitspraak van 14 mei 2013 in zaak nr. 201201203/1/V2, kan er grond bestaan voor het oordeel dat de staatssecretaris voor zijn besluitvorming niet op de door de vreemdeling afgelegde en in de verslagen van de gehoren weergegeven verklaringen heeft kunnen afgaan, indien die verslagen er blijk van geven dat de vreemdeling tijdens de gehoren niet in staat was verklaringen af te leggen en vragen te beantwoorden.
De verslagen van de gehoren van de vreemdeling geven daarvoor echter geen aanleiding. Uit de verslagen blijkt dat de vreemdeling in staat was zelfstandig uitvoerig en coherent over zijn asielrelaas te vertellen. De vreemdeling heeft ook adequaat op de nadere vraagstelling van de gehoormedewerker kunnen antwoorden. Dat de vreemdeling op een aantal momenten, al dan niet uit eigen beweging, melding maakt van hoofdpijn en stemmen in zijn hoofd, maakt niet dat de staatssecretaris ten onrechte op de door de vreemdeling afgelegde en in die verslagen weergegeven verklaringen is afgegaan, nu uit het advies niet blijkt dat de psychische klachten van de vreemdeling een beperking vormden bij het horen. De rechtbank heeft derhalve niet onderkend dat de staatssecretaris tegenstrijdige verklaringen van de vreemdeling aldus aan het besluit van 26 september 2013 ten grondslag mocht leggen. De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 26 september 2013 toetsen in het licht van de daartegen door de vreemdeling in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voor zover deze, na hetgeen hiervoor is overwogen, nog bespreking behoeven.
3. Nu de staatssecretaris, gelet op hetgeen onder 1.2. is overwogen, tegenstrijdige verklaringen van de vreemdeling aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen, geeft hetgeen de vreemdeling in beroep heeft aangevoerd in het kader van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas, geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vreemdeling op essentiële punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en zijn verklaringen over de gestelde gebeurtenissen niet overeenkomen met hetgeen uit openbare bronnen blijkt, zodat het asielrelaas niet geloofwaardig is.
Uit de door de vreemdeling overgelegde nieuwsberichten blijkt voorts, zoals de Afdeling ook heeft overwogen in de uitspraak van 18 juni 2013 in zaak nr. 201207358/1/V2, niet dat elke christen afkomstig uit Egypte bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging of een onmenselijke behandeling.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 30 december 2013 in zaak nr. 13/25309;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Ahmady-Pikart
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2014
638.