ECLI:NL:RVS:2013:BZ7628

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201300554/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Bedrijventerrein Weststad - Statendam

Op 4 april 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoekster] tegen het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout, dat op 23 oktober 2012 het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weststad - Statendam" had vastgesteld. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2013, waar [verzoekster] werd vertegenwoordigd door haar directeur en gemachtigde, bijgestaan door mr. F.H.L. Vossen van Juridisch Adviesbureau Vossen. De raad werd vertegenwoordigd door mr. J.R. van Zeggeren en J.L.G. Knoop, beiden werkzaam bij de gemeente. Ook de besloten vennootschap Staetendam Invest B.V. was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. J.B. Mus, advocaat te Breda.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening spoedeisend was, omdat [verzoekster] zich niet kon verenigen met het bestemmingsplan en vreesde dat de beslissing op bezwaar tegen een eerder verleende omgevingsvergunning op basis van dit plan zou worden genomen. Staetendam Invest B.V. had aangegeven geen gebruik te maken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan bood, totdat de Afdeling op de beroepen tegen het plan had beslist. Dit leidde de voorzitter tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden ingewilligd.

In de beslissing schorste de voorzitter het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout en veroordeelde de raad tot vergoeding van de proceskosten aan [verzoekster] tot een bedrag van € 944,00, alsook tot vergoeding van het griffierecht van € 310,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2013.

Uitspraak

201300554/2/R3.
Datum uitspraak: 4 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2012, heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weststad - Statendam" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[belanghebbende] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2013, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door haar [directeur], [gemachtigde] en J.H. Schoot, bijgestaan door mr. F.H.L. Vossen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Vossen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Zeggeren en J.L.G. Knoop, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Staetendam Invest B.V., vertegenwoordigd door mr. J.B. Mus, advocaat te Breda, verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een zogeheten leisurecentre aan de Statendamweg 65 te Oosterhout. Het plangebied maakt deel uit van het industrieterrein Statendamweg.
3. Staetendam Invest B.V. betoogt dat [verzoekster], die het beroep heeft ingesteld, geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Zij voert daartoe aan dat de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Oosterhout in eigendom en gebruik zijn van [belanghebbende A], respectievelijk [belanghebbende B] Naar haar mening heeft [verzoekster] als holding van deze vennootschappen slechts een afgeleid belang.
3.1. Vast staat dat [verzoekster] enig bestuurder en aandeelhouder is van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. De voorzitter is voorshands van oordeel dat [verzoekster] in feite optreedt als bestuurder van die beide vennootschappen, die wat betreft in ieder geval [belanghebbende A] belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat ook [verzoekster] aldus een rechtstreeks bij de vaststelling van het plan betrokken belang heeft in de zin van dat artikel.
4. [verzoekster] kan zich niet verenigen met het plan. Zij verzoekt om het plan te schorsen om inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Daarbij voert zij aan dat het college van burgemeester en wethouders op 2 juli 2012 op basis van het voorheen vigerende bestemmingsplan een omgevingsvergunning hebben verleend voor de realisering van het leisurecentre, dat zij tegen verlening van die vergunning bezwaar heeft gemaakt en dat zij met het verzoek om een voorlopige voorziening beoogt te voorkomen dat de beslissing op bezwaar zal worden genomen op basis van het voorliggende plan.
4.1. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig.
4.2. Staetendam Invest B.V. heeft bij brief van 25 februari 2013 te kennen gegeven en ter zitting bevestigd geen gebruik te zullen maken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, totdat de Afdeling op de beroepen tegen het voorliggende plan heeft beslist. Gelet hierop en om te voorkomen dat het voorliggende plan als toetsingskader zal gaan gelden voor de door het college van burgemeester en wethouders te nemen beslissing op bezwaar tegen de omgevingsvergunning, ziet de voorzitter aanleiding, bij afweging van de betrokken belangen, om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 23 oktober 2012, kenmerk BI.0120078;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Oosterhout tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Oosterhout aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2013
240.