ECLI:NL:RVS:2013:710

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
201204552/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag voor chauffeurspas

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2012, waarin zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ongegrond werd verklaard. De aanvraag was gedaan ten behoeve van het verkrijgen van een chauffeurspas en was afgewezen bij besluit van 24 juni 2011. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 28 september 2011, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 26 maart 2012 de afwijzing van de VOG bevestigd. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 19 december 2012 is de zaak behandeld, waarbij [appellant] en de staatssecretaris vertegenwoordigd door mr. L.C. van der Linden aanwezig waren. De Raad van State heeft op 20 februari 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin de staatssecretaris werd opgedragen om het gebrek in het besluit van 28 september 2011 te herstellen of de VOG alsnog te verlenen.

Op 26 april 2013 heeft de staatssecretaris het besluit van 28 september 2011 ingetrokken en de VOG alsnog verleend aan [appellant]. De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 14 augustus 2013 het hoger beroep van [appellant] gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van 28 september 2011 alsnog gegrond verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201204552/1/A3.
Datum uitspraak: 14 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2012 in zaak nr. 11/3429 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2011 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) ten behoeve van het verkrijgen van een chauffeurspas afgewezen.
Bij besluit van 28 september 2011 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 maart 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2012, waar [appellant] en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. L.C. van der Linden, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 20 februari 2013 in zaak nr. 201204552/1/T1/A3 heeft de Afdeling de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het gebrek in het besluit van 28 september 2011 te herstellen, dan wel de gevraagde VOG alsnog te verlenen.
Bij beschikking van 11 april 2013 in zaak nr. 201204552/1/T2/A3 heeft de Afdeling bepaald dat de hiervoor vermelde termijn eenmalig wordt verlengd tot uiterlijk 2 mei 2013.
Bij besluit van 26 april 2013 heeft de staatssecretaris, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, het besluit van 28 september 2011 ingetrokken, het bezwaar van [appellant] alsnog gegrond verklaard, het besluit van 24 juni 2011 herroepen en hem alsnog de gevraagde VOG verleend.
[appellant] heeft een zienswijze ingediend over het besluit van 26 april 2013.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in verbinding met artikel 49, eerste en zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van belang, heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Gelet op hetgeen in overwegingen 6.2. en 7 van de tussenuitspraak is overwogen, is het hoger beroep van [appellant] gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van 28 september 2011 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd.
2. Bij besluit van 26 april 2013 is [appellant] alsnog de gevraagde VOG verleend. Nu [appellant] geacht moet worden onvoldoende belang te hebben bij een beroep dat betrekking heeft op dat besluit, is in dit geval geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan waarop nog dient te worden beslist. Overigens heeft [appellant] in zijn reactie op het nieuwe besluit gesteld zich daarin te kunnen vinden.
3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2012 in zaak nr. 11/3429;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 september 2011, kenmerk 190400201104280002;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.416,00 (zegge: veertienhonderdzestien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 388,00 (zegge: driehonderdachtentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2013
195-671.