In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, dat op 19 september 2018 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde partij voor het aanleggen van een tijdelijke toegangsweg. De rechtbank heeft op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 14 februari 2020 heeft de derde partij toegezegd dat het gebruik van de toegangsweg voor bouwverkeer in het eerste kwartaal van 2021 zou stoppen, en het college heeft toegezegd de omgevingsvergunning vóór 1 april 2021 in te trekken. Echter, verzoekers hebben op 14 april 2021 geconstateerd dat de omgevingsvergunning niet was ingetrokken en hebben verweerder in gebreke gesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van tegemoetkomen aan verzoekers, omdat de omgevingsvergunning is ingetrokken op verzoek van de derde partij en niet op verzoek van de verzoekers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verzoekers niet kunnen stellen dat hun beroep van rechtswege mede betrekking heeft op de besluiten van 1 juni 2021, omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht en betaling van verbeurde dwangsommen.
De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en is openbaar gemaakt op 14 januari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.