ECLI:NL:RVS:2013:2724
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 17 april 2012 een beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De minister voor Immigratie en Asiel had op 13 december 2011 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft dit beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. In de overwegingen van de Raad werd gesteld dat de argumenten die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad oordeelde dat de aangevoerde punten geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom werd besloten om met dat oordeel volstaan.
Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als lid van de enkelvoudige kamer en mr. M.M. Bosma als ambtenaar van staat aanwezig waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.