201300440/1/V1.
Datum uitspraak: 16 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 december 2012 in zaak nr. 12/12824 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2012 (hierna: het besluit) heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 17, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek te vergoeden, afgewezen. Het besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In grief I klaagt de vreemdeling dat de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2010 in zaak nr. 200907879/1/V1, ten onrechte heeft overwogen dat het documentenonderzoek van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: Bureau Documenten) een louter technische beoordeling is, die de rechter in de asielprocedure kan controleren. Volgens de vreemdeling heeft de rechtbank miskend dat die controle nooit volledig kan zijn, omdat de rechter niet over referentiemateriaal en deskundigheid beschikt om te beoordelen of de conclusie van Bureau Documenten kan worden gedragen door de bronnen die hieraan ten grondslag liggen.
1.1. De aldus opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 19 september 2013 in zaak nr. 201204918/1/V1. Uit die uitspraak, waar de Afdeling bij blijft, volgt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het COa het besluit in zoverre ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
Grief I slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het hogerberoepschrift behoeft overigens geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit toetsen in het licht van de daartegen in eerste aanleg aangevoerde beroepsgronden, voor zover daarop, na hetgeen hiervoor is overwogen, nog moet worden beslist.
3. Het COa heeft aan het besluit mede ten grondslag gelegd dat het op basis van de door de vreemdeling verstrekte informatie niet kan vaststellen of de persoon die de vreemdeling heeft aangezocht een contra-expertise op te stellen (hierna: de opsteller), de organisatie van de opsteller en de door hem in te schakelen personen, over de benodigde deskundigheid beschikken om forensisch-technisch documentenonderzoek uit te voeren en of zij van betrouwbaar bronnenmateriaal gebruikmaken.
4. De vreemdeling heeft aangevoerd dat het COa het besluit ook in zoverre ondeugdelijk heeft gemotiveerd, nu het niet is ingegaan op de door hem bij zijn aanvraag verstrekte informatie, inhoudende dat een door hem met name genoemde medewerker van Bureau Documenten telefonisch heeft bevestigd dat Bureau Documenten vaak met de opsteller samenwerkt. Hij heeft erop gewezen dat hij bij zijn aanvraag tevens een offerte van de opsteller en curricula vitae van de bij het onderzoek betrokken personen heeft overgelegd.
4.1. Nu het COa niet is ingegaan op voormelde informatie, die juist voor de beoordeling van de deskundigheid van de opsteller relevant kan zijn, heeft het COa het besluit ook in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd.
De beroepsgrond slaagt.
5. Het inleidend beroep is gegrond. Het besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
6. Het COa moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 december 2012 in zaak nr. 12/12824;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van 10 april 2012, kenmerk B&JZ/MO/12u.000862;
V. veroordeelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.416,00 (zegge: veertienhonderdzestien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.J. Van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. De Groot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2013
282-716.