201110407/1/A3
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Lage Mierde, gemeente Reusel-De Mierden,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 augustus 2011 in zaak nr. 10/4245 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
de hoofdbewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Bij besluit van 23 juni 2010 heeft de bewaarder van het kadaster en de openbare registers het resultaat van een bijwerking van de kadastrale registratie van een perceel aan de [locatie A] te Lage Mierde aan [appellant A] bekendgemaakt.
Bij besluit van 19 augustus 2010 heeft de hoofdbewaarder het besluit van 23 juni 2010 gehandhaafd.
Bij besluit van 24 november 2010 heeft de hoofdbewaarder het door [appellant A] en [appellant B] tegen het samenstel van de besluiten van 23 juni en 19 augustus 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
De hoofdbewaarder heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2012, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de hoofdbewaarder, vertegenwoordigd door mr. M.I. Mollee-ten Hoor, werkzaam bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst), zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kadasterwet is de bewaarder, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze wet of een andere wet, belast met het bijwerken van de basisregistratie kadaster, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.
Ingevolge artikel 53 vindt bijwerking plaats als bijhouding dan wel als vernieuwing.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, aanhef en onder a, vindt bijhouding, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, plaats op grond van veranderingen blijkens in de openbare registers ingeschreven stukken, voor zover die betrekking hebben op onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen.
Ingevolge artikel 57, eerste lid, doet de Dienst, indien een meting noodzakelijk is ten behoeve van de bijhouding, van het voornemen daartoe mededeling aan de personen die volgens de bij de Dienst bekende gegevens als eigenaar, beperkt gerechtigde, met uitzondering van evenwel de hypotheekhouders en de rechthebbenden op erfdienstbaarheden zo die er zijn, of anderszins bij de bijhouding belanghebbenden zijn. De mededeling houdt in elk geval in de dag en het uur waarop de aanwijzing die de grondslag vormt voor de meting, zal plaatsvinden.
Ingevolge het tweede lid stelt de minister regelen vast omtrent de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde mededeling wordt gedaan.
Ingevolge het derde lid verschaffen de in het eerste lid bedoelde belanghebbenden, indien naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door deze ambtenaar voor de bijhouding benodigde inlichtingen.
Ingevolge het vierde lid maakt de ambtenaar een relaas van zijn bevindingen, dat mede de door de meting verkregen gegevens bevat.
Ingevolge het vijfde lid vindt de bijhouding mede op grondslag van het relaas van bevindingen plaats indien het eerste tot en met vierde lid toepassing hebben gevonden.
Ingevolge artikel 58, eerste lid, wordt, ingeval de bijhouding waartoe een ingeschreven stuk aanleiding geeft, met betrekking tot een gehandhaafd perceel dan wel een nieuw gevormd perceel is voltooid en heeft geleid tot wijziging of aanvulling van de in de basisregistratie kadaster vermeld staande gegevens betreffende de eigenaar of beperkt gerechtigden, de kadastrale aanduiding dan wel de grootte van de onroerende zaak waarop het ingeschreven feit betrekking heeft, het resultaat van die bijhouding aan belanghebbenden door toezending of uitreiking bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 doet de Dienst van het voornemen tot het uitvoeren van een meting mededeling aan de in artikel 57, eerste lid, van de Kadasterwet bedoelde belanghebbenden door middel van een brief.
Ingevolge het derde lid worden de belanghebbenden die vóór het in het eerste lid bedoelde tijdstip bericht hebben gedaan op het desbetreffende tijdstip verhinderd te zijn, opnieuw in de gelegenheid gesteld inlichtingen te verstrekken.
2. Bij akten van onderscheidenlijk 14 september 2004 en 30 november 2004 zijn gedeelten van een perceel in Lage Mierde geleverd aan [persoon A] en [persoon B] onderscheidenlijk aan [persoon C]. Op 3 februari 2005 heeft aanwijzing van de nieuwe kadastrale grenzen plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft op 16 mei 2005 perceelsvorming plaatsgevonden, waarbij twee percelen zijn ontstaan. Allereerst het perceel, kadastraal bekend gemeente Hooge en Lage Mierde, sectie H, nummer […], met een grootte van 1,45 are en ten name van [persoon A] en [persoon B], nadien plaatselijk bekend als [locatie A]. Daarnaast het perceel, kadastraal bekend gemeente Hooge en Lage Mierde, sectie H, nummer […], met een grootte van 1,24 are en ten name van [persoon C], nadien plaatselijk bekend als [locatie B].
Bij akte van 30 juni 2005 zijn voormelde akten gerectificeerd, omdat bedoeld was aan [persoon A] en [persoon B] een gedeelte ter grootte van ongeveer 1,30 are en aan [persoon C] een gedeelte van ongeveer 1,39 are te leveren. Volgens die akte dient in het aan [persoon C] verkochte gedeelte ook een gedeelte van het inmiddels gevormde, ten name van [persoon A] en [persoon B] staande, perceel met nummer […] te zijn begrepen.
Bij akte van 14 september 2009 hebben [persoon A] en [persoon B] de eigendom van het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, uitmakende een ter plaatse kennelijk aangeduid gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hooge en Lage Mierde, sectie H, nummer […], ter grootte van ongeveer 1,45 are of ter zodanige grootte als bij latere opmeting zou blijken, aan [appellant A] en [appellant b] geleverd.
Bij akte van 2 oktober 2009 heeft [persoon C] de eigendom van het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, staande en gelegen op het perceel ter grootte van 1,24 are, kadastraal bekend gemeente Hooge en Lage Mierde, sectie H, nummer […], en een gedeelte van het naast het woonhuis gelegen pad, uitmakende een kennelijk ter plaatse aangeduid gedeelte ter grootte van ongeveer 0,15 are van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hooge en Lage Mierde, sectie H, nummer […], aan [persoon D] en [persoon E] geleverd.
Naar aanleiding van de akten van 30 juni 2005, 14 september 2009 en 2 oktober 2009 zijn genoemde personen uitgenodigd de kadastrale grenzen aan te wijzen. Volgens een relaas van bevindingen, opgemaakt door een landmeter, specialist grensreconstructie, van het kadaster op 15 juni 2010, is [persoon D], mede namens [persoon E], verschenen op 28 mei 2010, is [appellant B], mede namens [appellant A], verschenen op 1 juni 2010 en zijn de overige opgeroepen personen verschenen op 21 mei 2010. Volgens dit relaas hebben de verschenen personen eensluidend de grens tussen [locatie A] en [locatie B] aangewezen. Vervolgens heeft de hoofdbewaarder de basisregistratie kadaster bijgewerkt, in die zin dat onder meer een perceel, kadastraal bekend gemeente Hooge en Lage Mierde, sectie H, nummer […], ter grootte van 1,29 are en ten name van [appellant A] en [appellant B], is gevormd. Bij het besluit van 23 juni 2010 is deze bijwerking bekendgemaakt.
3. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor twijfel aan de juistheid van het aan de besluitvorming ten grondslag gelegde relaas van bevindingen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de hoofdbewaarder op juiste wijze de kadastrale registratie van het perceel van [appellant A] en [appellant B] heeft bijgewerkt. Verder heeft de rechtbank in het door hen aangevoerde geen grond gezien voor het oordeel dat de hoofdbewaarder de oppervlakte van dat perceel onjuist heeft vastgesteld.
4. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het relaas van bevindingen niet aan de bijwerking ten grondslag had mogen worden gelegd. Zij voeren aan dat zij, anders dan in het relaas is vermeld, nimmer bij een aanwijzing aanwezig zijn geweest. In dat verband heeft de rechtbank volgens hen ten onrechte geen waarde toegekend aan de door hen overgelegde verklaringen.
4.1. Het aan de bijwerking ten grondslag gelegde relaas van bevindingen is opgesteld door een landmeter, specialist grensreconstructie, zijnde een met de meting belaste ambtenaar in de zin van artikel 57, derde en vierde lid, van de Kadasterwet. Een dergelijke ambtenaar dient in beginsel als ter zake kundig te worden aangemerkt. Voorts bevat het relaas betrekkelijk gedetailleerde gegevens over de bij de aanwijzing betrokken personen. Afgezien van de data waarop zij zouden zijn verschenen, hebben [appellant A] en [appellant B] de juistheid van deze gegevens niet betwist.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank de enkele ontkenning van de aanwezigheid bij de aanwijzing, welke ontkenning ook in de overgelegde verklaringen is neergelegd, terecht onvoldoende geacht om te oordelen dat de hoofdbewaarder niet van de juistheid van het relaas van bevindingen mocht uitgaan. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat het relaas terecht mede aan de bijwerking ten grondslag is gelegd. Nu [appellant A] en [appellant B] niet hebben bestreden dat de vastgestelde kadastrale grenzen en de oppervlakte van het aan hen toebehorende perceel in overeenstemming zijn met hetgeen volgens het relaas bij de aanwijzing is vastgesteld, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de door de hoofdbewaarder uitgevoerde bijwerking onjuist is.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Herweijer
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012