201103537/1/H2.
Datum uitspraak: 16 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 februari 2011 in zaak nr. 09/5769 in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna ook tezamen in enkelvoud: [verzoeker])
Bij besluit van 28 april 2009 heeft het college een verzoek van [verzoeker] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2009 heeft het het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 februari 2011, verzonden op 14 februari 2011, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het college veroordeeld tot vergoeding van bij [verzoeker] opgekomen planschade tot een bedrag van € 11.000,00 en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het door haar vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.A.M. van Kollenburg-van Linder, werkzaam in dienst van de gemeente, en [verzoekster B] zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), zoals die luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, kent het college, voor zover een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [verzoeker] is eigenaar van het perceel met woning aan de [locatie] te Sint-Oedenrode (hierna: het perceel). Hij heeft verzocht om vergoeding van de schade tengevolge van een krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO verleende vrijstelling van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen voor de kom Nijnsel", met gebruik waarvan reguliere bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een appartementengebouw met acht appartementen tegenover zijn perceel.
2.3. Het college heeft de afwijzing van het verzoek gebaseerd op een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) van maart 2009 dat de vrijstelling niet tot een planologische verslechtering op het perceel heeft geleid. Volgens het advies zou, samengevat weergegeven, ook vóór de planologische wijziging vanaf meer dan één bouwlaag inkijk hebben kunnen bestaan in de woning op het perceel en de zij- en achtertuin, zij het vanuit minder wooneenheden dan thans het geval is. De gevolgen voor de privacy van [verzoeker] zijn, gelet op de redelijke afstand van de woning tot het appartementengebouw, de voorgeveloriëntatie en de tussenliggende weg, beperkt, aldus het advies. Verder doet zich volgens het advies een planologisch voordeel voor, omdat uitoefening van een bedrijf tegenover het perceel van [verzoeker] met de daarbij komende milieuhinder, overlast en publieksaantrekkende werking niet langer mogelijk is.
2.4. De rechtbank heeft overwogen dat - samengevat - het advies van de SAOZ miskent dat het planologisch voordeel niet tegen het nadeel van verminderde privacy opweegt, zodat het besluit van 3 november 2009 dat in navolging van dat advies is genomen onvoldoende is gemotiveerd.
2.5. Het college betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het advies van de SAOZ zorgvuldig tot stand is gekomen en daaraan evenmin anderszins gebreken kleven, zodat het dat aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
2.5.1. Dat betoog slaagt. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld uitspraak van 24 december 2008 in zaak nr.
200802495/1) mag het bestuursorgaan bij een besluit op een verzoek om vergoeding van planschadeschade, indien uit het advies van een door hem geraadpleegde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt, welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zonder nadere toelichting niet onbegrijpelijk zijn, van de juistheid van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht.
Het advies van de SAOZ biedt blijkens hetgeen hiervoor onder 2.3 is weergegeven, op de wijze als hiervoor bedoeld, inzicht in de feiten en omstandigheden die de conclusie kunnen dragen dat de vrijstelling niet tot een planologisch nadeliger situatie op het perceel heeft geleid. Dat [verzoeker] bij deze conclusie kritische kanttekeningen betreffende zijn privacy heeft geplaatst, brengt op zichzelf niet met zich dat het college daarop bij de besluitvorming niet mocht afgaan, nu die kanttekeningen geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies bieden.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [verzoeker] bij de rechtbank tegen het besluit van 3 november 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het door het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode ingestelde hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 februari 2011 in zaak nr. 09/5769;
III. verklaart het bij de rechtbank door [verzoeker A] en [verzoekster B] in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2011