Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juni 2015 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
- de huurwaarden die als uitgangspunt dienen te worden genomen: de werkelijk gerealiseerde huren of getaxeerde huurwaarden:
- de rendementseis die in acht is genomen, althans het NAR:
- of een eenmalige kapitaalsinvestering van € 100.000,- voor de vervanging van ramen met enkele beglazing door ramen met isolatieglas als schadepost dient te worden aangemerkt;
- of in voldoende [mate] rekening is gehouden met een eventuele toename in het leegstandsrisico;
- de wijze waarop de oppervlakte van het perceel is gemeten, waaronder de vraag of de algemene ruimten in aanmerking dienen te worden genomen bij de berekening van de huurwaarde;
- of er naast vermogensschade (berekend op basis van huurwaarden) nog plaats is voor inkomensschade en zo ja in hoeverre;
- de hoogte van de waardeverminderingspercentages waarin de berekeningen resulteren
- Bij de NAR-methode dient primair uitgegaan te worden van de daadwerkelijke huuropbrengsten, die (indien mogelijk) op het vroegst mogelijke moment aangepast moeten worden aan de markthuurwaarden. Zowel het Kenniscentrum als BHH hebben de NAR-methode toegepast. Zij zijn daarbij - in de oude planologische situatie - beide uitgegaan van een bruto huurwaarde en exploitatiekosten van € 532.119,- en € 89.760,-. Het Kenniscentrum heeft hierop evenwel ten onrechte - in tegenstelling tot BHH - geen correctie toegepast ten aanzien van de daadwerkelijke huuropbrengsten (de zogenaamde kraag). Ook voor de waarde van de nieuwe planologische situatie heeft Kenniscentrum een dergelijke correctie achterwege gelaten.
- BHH hanteert een NAR van 6% in de oude planologische situatie en van 6,25% in de nieuwe planologische situatie. Het Kenniscentrum hanteert een NAR van 6,25% in zowel de oude als de nieuwe planologische situatie. Dit verschil wordt verklaard door de wijze waarop het Kenniscentrum en BHH rekening hebben gehouden met het leegstandsrisico. Het Kenniscentrum heeft volgens de StAB weliswaar op goede gronden geconcludeerd dat door het groot aantal huurders met kortlopende huurcontracten al een groot mutatieleegstandrisico bestond, maar de StAB acht het met BHH aannemelijk dat dit risico wordt vergroot door het minder aantrekkelijk worden van de getroffen ruimten qua uitzicht en daglichttoetreding. Naar verwachting is het moeilijker om (goed betalende) huurders te vinden. Een toename van de mutatieleegstand van zes naar negen maanden wordt door de StAB aannemelijk geacht.
- Een eenmalige kapitaalinvestering is niet aan te merken als een schadepost.
- De structurele mutatieleegstand is verrekend in het bruto-nettotraject in de exploitatiekosten.
- Een weldenkende koper zal bij het uitbrengen van zijn bod onder het nieuwe planologische regime met de verminderde daglichttoetreding rekening houden. Hij zal dit als schadefactor betrekken bij de afweging met - eventuele - andere schadefactoren en bij de afweging met het totaal aan argumenten om al dan niet - tegen een bepaalde prijs - voor dit pand en deze omgeving te kiezen. Hij zal zich hierbij niet zozeer laten leiden door exacte cijfers, omdat het een bedrijfsverzamelgebouw betreft, woningen hierin niet staan toegestaan en normen inzake daglichttoetreding niet dwingend zijn voorgeschreven.
- De bepaling van de oppervlakte van het verhuurbaar vloeroppervlak kan op verschillende wijzen plaatsvinden, evenals het verrekenen van de algemene ruimten in de huurwaarden van de kantoren. Het Kenniscentrum heeft zich gebaseerd op de tekeningen van eiser en op het taxatierapport van BHH. De door het Kenniscentrum in aanmerking genomen oppervlaktematen komen de StAB niet onjuist voor.
- Door de wijze van berekenen is een vermindering van de huurinkomsten in de vermogensschade verdisconteerd.
- Een waardeverminderingspercentage van 9,8%, zoals aangenomen door BHH, wijst op een relatief zwaar planologisch nadeel en wordt passend geacht ten opzichte van het geleden planologische nadeel.
- met de lagere brutohuurwaarde wordt het effect voor de huurder zichtbaar: deze wil minder betalen voor een minder aantrekkelijk kantoor;
- met de hoger exploitatiekosten komt tot uitdrukking dat de eigenaar voor een deel van zijn object geen huur ontvangt;
- met de hogere yield is duidelijk dat het object voor een koper minder aantrekkelijk is geworden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiser tegen het besluit van 7 september 2010 gegrond en herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat aan eiser ten laste van verweerder een tegemoetkoming in planschade wordt toegekend van € 665.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2015.