ECLI:NL:RVS:2011:BR5038
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- R.C.S. Bakker
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring en MTV-controle
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenbewaring. De vreemdeling was op 14 juli 2011 staande gehouden tijdens een controle in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) op de parkeerplaats Hazeldonk Oost. De minister voor Immigratie en Asiel had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank die de vreemdeling in het gelijk had gesteld en de opheffing van de maatregel van bewaring had bevolen. De minister verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
De voorzitter overwoog dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet voldeed aan de eisen die door het Hof van Justitie van de Europese Unie waren geformuleerd. De voorzitter concludeerde dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure waarschijnlijk geen stand zou houden. Hij oordeelde dat de belangen van de minister zwaarder wogen dan die van de vreemdeling, vooral gezien de onzekerheid over de legitimiteit van de wettelijke grondslag voor het toezicht op vreemdelingen. De voorzitter besloot om de voorlopige voorziening te treffen, zodat de minister de vreemdeling in bewaring kon houden totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het uitvoeren van identiteitscontroles in grensgebieden en de waarborgen die moeten worden getroffen om te voorkomen dat deze controles hetzelfde effect hebben als grenscontroles. De voorzitter gaf aan dat de zaak fundamentele juridische vragen bevatte die door een meervoudige kamer van de Afdeling moesten worden behandeld, maar dat hij in deze fase een voorlopig oordeel gaf om de minister enige steun te bieden in zijn verantwoordelijkheden.