ECLI:NL:RVS:2011:BR3188
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- A.M. den Dulk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake boete opgelegd aan vreemdelingenwerkgever
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoekster, een vreemdelingenwerkgever, had een boete van € 56.000,00 opgelegd gekregen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Breda het beroep van de verzoekster tegen deze beslissing op 25 februari 2011 eveneens ongegrond verklaard.
De verzoekster heeft op 18 mei 2011 de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, met het argument dat de betaling van de boete de continuïteit van haar onderneming in gevaar zou brengen. Tijdens de zitting op 8 juli 2011 heeft de verzoekster, vertegenwoordigd door haar directeur en advocaat, haar standpunt toegelicht. De voorzitter heeft de financiële situatie van de verzoekster beoordeeld, waarbij werd opgemerkt dat het boekjaar 2009 was afgesloten met een negatief eigen vermogen en dat de huidige financiële situatie geen betaling van de boete toeliet.
Echter, de voorzitter oordeelde dat de overgelegde stukken, waaronder een accountantsverklaring, niet voldoende waren om aan te tonen dat er onomkeerbare gevolgen zouden optreden, zoals een faillissement, indien de boete niet werd geschorst. Bovendien had de verzoekster geen pogingen ondernomen om een betalingsregeling te treffen. Gezien deze omstandigheden ontbrak het verzoek aan het noodzakelijke spoedeisende belang, en werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.