ECLI:NL:RVS:2010:BN4037
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- H. Troostwijk
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en gerechtvaardigd vertrouwen bij mvv aanvraag
Op 8 mei 2006 hebben de ouders van de vreemdeling een verzoek om advies voor afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend, met als doel dat de vreemdeling bij hen gaat verblijven op basis van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 29 september 2006 aangegeven dat indien de vreemdeling een aanvraag om een mvv indient, deze in beginsel zal worden ingewilligd. De vreemdeling is op 4 april 2007 met een mvv Nederland ingereisd en heeft op 24 april 2007 de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend.
De staatssecretaris van Justitie heeft in een besluit van 27 november 2007 de aanvraag afgewezen, stellende dat de vreemdeling niet voldeed aan de voorwaarden voor een afgeleide verblijfsvergunning. De rechtbank heeft deze afwijzing op 11 mei 2009 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelt dat de vreemdeling, gezien de eerdere toezegging van de minister, gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat hem een verblijfsvergunning zou worden verleend, mits de omstandigheden gelijk bleven. De staatssecretaris heeft niet voldoende gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het besluit onvoldoende is onderbouwd. Het hoger beroep van de staatssecretaris is kennelijk ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.