ECLI:NL:RVS:2009:BI0395

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808558/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • Th.G. Drupsteen
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • A.B.M. Hent
  • A.C. Rop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank 's-Gravenhage

In deze zaak heeft verzoeker op 18 maart 2009 een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, die belast was met de behandeling van de hoofdzaak, een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2008. Verzoeker betoogde dat hij geen vertrouwen had in de onpartijdigheid van de staatsraad en verzocht om uitstel van de behandeling van de hoofdzaak, die gepland stond op 27 april 2009. Dit verzoek om uitstel was gerelateerd aan een onderzoek van de Nationale ombudsman in een langlopend geschil met het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Verzoeker vreesde dat de staatsraad al een oordeel had gevormd over zijn hoger beroep en dat de uitkomsten van het onderzoek niet in de oordeelsvorming zouden worden betrokken.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het wrakingsverzoek op 26 maart 2009 ter openbare zitting behandeld. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich te verantwoorden. De Afdeling overwoog dat het verzoek om wraking niet specifiek gericht was op de staatsraad, maar ook op de Afdeling als geheel, wat niet in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen. De Afdeling concludeerde dat de bezwaren van verzoeker geen grond voor wraking opleverden en wees het verzoek af. De beslissing werd op 30 maart 2009 openbaar uitgesproken.

De Afdeling benadrukte dat procedurele beslissingen van de staatsraad niet als basis voor een wrakingsverzoek kunnen dienen, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. Verzoeker kon niet aannemelijk maken dat er sprake was van een dergelijke vooringenomenheid, en daarom werd het verzoek om wraking afgewezen.

Uitspraak

200808558/2/H3.
Datum beslissing: 30 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht) van staatsraad mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer bij de behandeling van de zaak nr. 200808558/1.
1. Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2009, heeft
[verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen (hierna: de staatsraad), lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 200808558/1 (hierna: de hoofdzaak) betreffende het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2008 in zijn geschil met het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op
26 maart 2009 waar [verzoeker] is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 39 van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.
2.2. Verzoeker heeft geen vertrouwen in de rechterlijke onpartijdigheid van de Afdeling. Hij heeft verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting van het in het procesverloop genoemde hoger beroep, welke zitting gepland staat op 27 april 2009. Dit verzoek, dat verband houdt met een door de Nationale ombudsman ingesteld onderzoek in zijn langlopende geschil met het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, is afgewezen. Verzoeker leidt daaruit af dat de Afdeling haar oordeel over zijn hoger beroep al heeft gevormd en de uitkomsten van het onderzoek van de Nationale ombudsman kennelijk niet in die oordeelsvorming wil betrekken. Hij verwacht daarom dat de Afdeling in voor hem negatieve zin zal oordelen. Aangezien de staatsraad is belast met de behandeling van het hoger beroep, heeft hij verzocht om haar wraking.
2.3. Voor zover het verzoek om wraking betrekking heeft op de Afdeling bestuursrechtspraak als zodanig kan dit niet worden aangemerkt als verzoek om wraking in de zin der wet, nu het niet specifiek betrekking heeft op het lid van de enkelvoudige kamer die belast is met de behandeling van de hoofdzaak. Het verzoek wordt daarom in zoverre buiten behandeling gelaten.
De afwijzing van het verzoek om uitstel van de zitting is een procedurele beslissing die voor verantwoordelijkheid van de staatsraad komt maar die als zodanig in het kader van deze wrakingsprocedure niet ter beoordeling staat. Evenmin is aanvaardbaar dat dit middel wordt aangewend teneinde te bewerkstelligen dat het door verzoeker gewenste uitstel alsnog wordt verleend. Het instrument van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen te worden aangewend. Procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek indien uit die procedurele beslissingen blijkt van een vooringenomenheid van de staatsraad die deze beslissingen genomen heeft.
De stelling van verzoeker dat die situatie zich hier voordoet is door hem niet aannemelijk gemaakt. Niet is gebleken dat met de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot uitstel van de behandeling op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de beslissing in de hoofdzaak. Ook anderszins geeft het verzoek geen enkel aanknopingspunt dat de vrees kan rechtvaardigen dat de staatsraad niet in onpartijdigheid haar oordeel zal vormen.
2.4. De bezwaren van verzoeker leveren geen grond voor wraking op. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2009
417.