ECLI:NL:RVS:2006:AZ4215
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R.W.L. Loeb
- M.G.J. Parkins de Vin
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Richtlijn 2003/86/EG inzake gezinshereniging in relatie tot het Vreemdelingenbesluit 2000
In deze zaak heeft de Raad van State op 23 november 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend. De aanvraag was door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat niet voldaan zou zijn aan de inkomenseisen die gesteld worden in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). De vreemdeling stelde dat de minister ten onrechte de Richtlijn 2003/86/EG inzake gezinshereniging niet had toegepast op haar situatie, aangezien haar partner de Nederlandse nationaliteit bezat en dus burger van de Unie was. De Raad van State oordeelde dat de Richtlijn niet van toepassing is op gezinsleden van een burger van de Unie, en dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de inkomenseisen voor gezinshereniging en gezinsvorming niet in strijd zijn met de Richtlijn. De Raad bevestigde dat de mededeling in de Vreemdelingencirculaire 2000 dat de Richtlijn op overeenkomstige wijze wordt toegepast op gezinshereniging met Nederlanders, in strijd is met het Vb 2000. De Raad concludeerde dat de vereisten voor gezinshereniging en gezinsvorming zoals gesteld in het Vb 2000 niet strekt tot omzetting van de Richtlijn, en dat de grief van de appellante faalde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.