ECLI:NL:RVS:2005:AT4214
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- S. Zwemstra
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om ligplaats in de Zaan door havenmeester Zaanstad
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 29 juni 2004 het beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Dit besluit, genomen op 17 oktober 2002, weigerde het verzoek van appellanten om een ligplaats in te nemen in de Zaan ter hoogte van een specifieke locatie. Het college verklaarde het bezwaar van appellanten ongegrond op 19 juni 2003. De rechtbank oordeelde dat de brief van 17 oktober 2002 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 maart 2005 behandeld, waarbij appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. C.M. Leliveld, en het college werd vertegenwoordigd door mr. M.D.G. Guimaraês. De Afdeling oordeelde dat de Algemene Plaatselijke Verordening in samenhang met het Aanwijzingsbesluit 1995 het innemen van een ligplaats op de gevraagde locatie niet toestaat. Het beroep van appellanten op het vertrouwensbeginsel werd als niet relevant beoordeeld, aangezien dit pas van belang zou zijn indien het college tot handhaving overgaat. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.