200407291/3.
Datum uitspraak: 24 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd onderscheidenlijk wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 17 december 2003 heeft de gemeenteraad van Renkum het bestemmingsplan "Doorwerth, Tussen de Lanen" vastgesteld.
Bij besluit van 20 juli 2004, nr. RE2004.4746, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 30 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar verzoekers vertegenwoordigd door onderscheidenlijk in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door H. Wassink, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar namens de gemeenteraad mr. drs. E.D.M. Knegt, advocaat te Breda, en A.J. Borger en H.Th. Boersma, ambtenaren van de gemeente, en namens de stichting "Woningstichting Vivare" ing. E. Langen en ir. J. Kranendonk, gemachtigden, gehoord.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan beoogt door sloop en vervangende nieuwbouw de herontwikkeling van een woonwijk in Doorwerth mogelijk te maken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoekers hebben eerder, bij brief van 30 augustus 2004, verzocht het goedkeuringsbesluit te schorsen. Bij uitspraak van 14 december 2004 in zaak no.
200407291/2heeft de Voorzitter dit verzoek afgewezen.
In hun brief van 23 februari 2005 verzoeken verzoekers wederom om schorsing van het goedkeuringsbesluit. In dat verband wijzen zij er op dat het college van burgemeester en wethouders op korte termijn, nog vóór de behandeling van hun beroep ter zitting in de bodemprocedure, een besluit zal nemen op hun bezwaarschrift tegen de verleende bouwvergunning voor het oprichten van 249 woningen in het plangebied. Verzoekers zijn van mening dat het college van burgemeester en wethouders met de beslissing op het bezwaarschrift zou moeten wachten totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op hun beroep tegen het goedkeuringsbesluit.
2.4. De Voorzitter overweegt dat een herhaald verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening slechts voor toewijzing in aanmerking kan komen indien de verzoeker terecht een beroep doet op feiten of omstandigheden die hem ten tijde van zijn vorige verzoek niet bekend waren en redelijkerwijs ook niet bekend konden zijn dan wel op nieuwe feiten of omstandigheden van na de uitspraak op het vorige verzoek, die een dergelijk herhaald verzoek rechtvaardigen.
2.4.1. In het door verzoekers ingediende verzoekschrift noch in het verhandelde ter zitting ziet de Voorzitter feiten of omstandigheden die verzoekers redelijkerwijs niet bekend konden zijn in het kader van hun eerste verzoek dan wel feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan sedert de uitspraak van 14 december 2004 en die aanleiding zouden moeten geven voor het treffen van een voorlopige voorziening. De omstandigheid dat het college van burgemeester en wethouders op korte termijn op het bezwaarschrift van verzoekers wil beslissen, hetgeen overigens inmiddels is geschied, kan niet als een dergelijk nieuw feit of een dergelijke nieuwe omstandigheid gelden. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat ten tijde van het eerste verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening reeds een bouwaanvraag voor het bouwen van 249 woningen was ingediend.
2.4.2. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient mitsdien te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Bechinka
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2005