ECLI:NL:RBOBR:2017:1766
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een tweede verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake intrekking vergunning raamprostitutiebedrijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een exploitant van een raamprostitutiebedrijf, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn vergunning door de burgemeester van Eindhoven. Dit was het tweede verzoek om een voorlopige voorziening in dezelfde bezwaarprocedure, nadat het eerste verzoek op 13 januari 2017 was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herhaalde beoordeling rechtvaardigden. De burgemeester had eerder geconcludeerd dat er sprake was van ernstig gevaar, zoals genoemd in de Wet Bibob, en de voorzieningenrechter had geen gebreken in het besluit geconstateerd. Tijdens de zitting op 22 maart 2017, die achter gesloten deuren plaatsvond, heeft verzoeker geprobeerd nieuwe feiten aan te voeren, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze feiten niet nieuw waren en dat verzoeker deze eerder had kunnen aanvoeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de burgemeester bij het handhaven van het besluit zwaarder woog dan het belang van verzoeker bij het behoud van zijn vergunning. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.