ECLI:NL:RVS:2002:AE9905

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104005/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor woonhuis in Stein

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Stein tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht. De rechtbank had op 6 juli 2001 het beroep van vergunninghouders gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van de burgemeester en wethouders vernietigd. De burgemeester en wethouders hadden op 26 januari 1999 een bouwvergunning verleend aan de vergunninghouders voor het bouwen van een woonhuis op een perceel in Stein. Na een bezwaar van de vergunninghouders, dat op 22 juni 1999 ongegrond werd verklaard, hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester en wethouders de bezwaren van de vergunninghouders ten onrechte ongegrond hadden verklaard.

In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld op 11 juni 2002. De Afdeling overweegt dat de burgemeester en wethouders ten onrechte hebben geoordeeld dat de vergunninghouders in hun bezwaar konden worden ontvangen. De aanvraag voor de bouwvergunning was volledig gehonoreerd, en er waren geen bijzondere omstandigheden die een heroverweging van het primaire besluit rechtvaardigden. De rechtbank had dit miskend, en daarom is het hoger beroep gegrond verklaard.

De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze heeft nagelaten het bezwaar van de vergunninghouders niet-ontvankelijk te verklaren. De Afdeling verklaart het bezwaar van de vergunninghouders alsnog niet-ontvankelijk, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 6 november 2002.

Uitspraak

200104005/1.
Datum uitspraak: 6 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Stein,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 6 juli 2001 in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
appellanten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 1999 hebben appellanten (hierna: burgemeester en wethouders) vergunning verleend aan [verzoekers] (hierna: vergunninghouders) voor het bouwen van een woonhuis op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 22 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door vergunninghouders gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar en beroepschriften van 19 april 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 6 juli 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door vergunninghouders ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief van 13 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde dag , hoger beroep ingesteld. De gronden zijn ingediend bij brief van 12 september 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 november 2001 hebben vergunninghouders een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. E.J.P. Huijbregts en mr. I.G.J. van Kempen-van Leeuwen, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of burgemeester en wethouders terecht hebben geoordeeld dat vergunninghouders in hun bezwaar kunnen worden ontvangen. De Afdeling overweegt daaromtrent als volgt.
2.2. Blijkens het formulier gegevens betreffende het uiterlijk van het bouwwerk van 11 januari 1999 is door vergunninghouders aangegeven dat de gevels van de woning wit worden geschilderd. De welstandscommissie heeft mede op grond van bedoelde gegevens positief geadviseerd over het bouwplan. Vast staat dat burgemeester en wethouders bij besluit van 26 januari 1999 de bouwvergunning hebben verleend conform de aanvraag. Nu de aanvraag bij het primaire besluit volledig is gehonoreerd hebben vergunninghouders – behoudens bijzondere omstandigheden - geen belang bij heroverweging van het primair besluit. Van bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken. Burgemeester en wethouders hadden gelet hierop het bezwaar van vergunninghouders niet-ontvankelijk dienen te verklaren. De rechtbank heeft dit miskend.
2.3. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voorzover de rechtbank daarbij heeft nagelaten het bezwaar van vergunninghouders alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. De Afdeling zal, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het bezwaar van vergunninghouders alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 6 juli 2001, AWB 99/1039 WW44 Z, voorzover de rechtbank heeft nagelaten het bezwaar van vergunninghouders alsnog niet-ontvankelijk te verklaren;
III. verklaart het bezwaar van vergunninghouders alsnog niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2002
27-387.