RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 553
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb
[eiser] te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. R.J. van Rijn
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw, verweerder.
1.1. Bij besluit van 25 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van (de voormalige gemeente) Maasbracht aan eiser vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen van de bestaande woning, garage, berging en tuinmuren op het perceel [adres] te [plaats].
1.2. Bij besluit van 4 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, verweerder -als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Maasbracht-, het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen het vrijstellingsbesluit en ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de bouwvergunning.
1.3. Bij uitspraak van 5 december 2007 heeft deze rechtbank het door [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 juni 2007 vernietigd en het bezwaar van [belanghebbende] tegen het besluit van 25 september 2006 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die uitspraak heeft [belanghebbende] hoger beroep ingesteld.
1.4. Bij uitspraak van 17 september 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van deze rechtbank van 5 december 2007 vernietigd, voor zover daarbij het bezwaar van [belanghebbende] tegen het besluit van 25 september 2006 niet-ontvankelijk is verklaard en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De uitspraak van de rechtbank is voor het overige bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze berustte. Voorts is bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen.
1.5. Tegen het uitblijven van voornoemde beslissing op bezwaar is namens eiser bij faxbericht van 24 april 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. Daarbij is onder meer verzocht het beroep gegrond te verklaren en het college op te dragen binnen veertien dagen alsnog een beslissing op bezwaar te nemen, op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom.
1.6. Bij brieven van 8 mei 2009 is aan partijen meegedeeld dat de rechtbank ambtshalve heeft besloten tot versnelde behandeling als bedoeld in artikel 8:52 van de Awb.
1.7. Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb zijn deze stukken bij schrijven van 16 juni 2009 aan de gemachtigde van eiser toegezonden.
1.8. Uit de in het dossier aanwezige gedingstukken kan worden opgemaakt dat er nog geen nieuwe beslissing op bezwaar is genomen. Verweerder heeft bij het inzenden van de processtukken in de begeleidende brief van 8 juni 2009 onder meer aangegeven dat naar verwachting de beslissing op bezwaar binnen zes tot acht weken bekend wordt gemaakt.
2.1. Ingevolge artikel 8:54 van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat zij kennelijk onbevoegd is, dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.2. De rechtbank acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
2.3. De rechtbank ziet zich in dit kader allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser, in de hoedanigheid van vergunninghouder, belanghebbende kan zijn bij een door hem ingesteld beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een bezwaar, dat dient te worden genomen op het door [belanghebbende], voornoemd, ingediende bezwaarschrift.
2.4. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe, onder verwijzing naar een tweetal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, te weten die van 13 juni 2001, AB 2001, 295 en 6 november 2002, JB 2003, 7, het navolgende. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld voor de toepasselijkheid van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, zodat daartegen krachtens artikel 8:1 van de Awb beroep kan worden ingesteld. De ratio achter artikel 6:2 Awb in samenhang met artikel 1:2 Awb is dat degene die bij een besluit belang heeft, kan afdwingen dat een bestuursorgaan daadwerkelijk een besluit neemt. Daarbij moet gedacht worden aan degene die een wijziging van de juridische status quo nastreeft en niet aan degenen die gebaat zijn bij een afwijzing van een aanvraag of ongegrondverklaring van een ingediend bezwaar en deze status quo willen handhaven. Eiser behoort tot deze laatste categorie.
2.5. Daarbij overweegt de rechtbank voorts nog dat zij het ingestelde beroep, gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar, aldus opvat dat eiser hiermee beoogt om zo snel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen omtrent de aan hem verleende bouwvergunning, welke duidelijkheid evenwel met een beslissing op het onderhavige beroep (nog) niet verkregen kan worden, gelet op de rechtsbeschermingsmogelijkheden die openstaan tegen de nieuw te nemen beslissing op bezwaar door verweerder.
2.6. Nu eiser niet is aan te merken als belanghebbende bij het uitblijven van een tijdige beslissing op het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, kan hij derhalve niet in zijn beroep worden ontvangen. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr.drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2009
w.g. J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers,
griffier
w.g. mr. drs. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
verzonden op: 3 juli 2009
AC
Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na dagtekening van de verzending van het afschrift van deze uitspraak, een verzetschrift aan deze rechtbank (p.a. Rechtbank Roermond Postbus 950, 6040 AZ Roermond) te zenden. Daarin vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Tevens gelieve u aan te geven of u wel/niet in de gelegenheid gesteld wilt worden over het verzet te worden gehoord.