ECLI:NL:RVS:2002:AE7751

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106025/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • C.A. Terwee-van Hilten
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor loswal aan het Van Starkenborghkanaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Zuidhorn tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen. De rechtbank had op 9 november 2001 geoordeeld dat de burgemeester en wethouders ten onrechte het bezwaar van de eigenaren van een nabijgelegen woning niet-ontvankelijk hadden verklaard. Dit bezwaar was ingediend tegen de verlening van een bouwvergunning voor een loswal aan het Van Starkenborghkanaal, nabij Gaarkeuken. De burgemeester en wethouders hadden op 2 mei 2000 de bouwvergunning verleend, maar het bezwaar van de eigenaren werd niet-ontvankelijk verklaard op 30 oktober 2000.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 augustus 2002 behandeld, waarbij partijen niet verschenen. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht had overwogen dat de eigenaren, ten tijde van het indienen van bezwaar, als belanghebbenden moesten worden aangemerkt. Echter, de Afdeling concludeert dat de eigenaren ten tijde van de beslissing op bezwaar geen rechtstreeks belang meer hadden bij het primaire besluit, omdat zij geen eigenaren of bewoners meer waren van de betrokken woning. Dit betekent dat de burgemeester en wethouders hun bezwaar terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard.

De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 18 september 2002.

Uitspraak

200106025/1.
Datum uitspraak: 18 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Zuidhorn,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 9 november 2001 in het geding tussen:
[partijen], wonend te [woonplaats]
en
appellanten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2000 hebben appellanten (hierna: burgemeester en wethouders) een bouwvergunning verleend aan de provincie Groningen voor een loswal aan het Van Starkenborghkanaal, nabij Gaarkeuken (km. 19.850), kadastraal bekend gemeente Grijpskerk, sectie E, nummer 2902.
Bij besluit van 30 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door [partijen] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 6 september 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 9 november 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door de [partijen] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief van 5 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 maart 2002 hebben gedeputeerde staten van de provincie Groningen een reactie ingediend. Bij brief van 2 april 2002 heeft mr. J. Keizer dat namens de [partijen] gedaan.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 augustus 2002. Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Tussen partijen is niet in geschil – en ook de Afdeling is dat van oordeel – dat [partijen] als eigenaren en bewoners van een nabijgelegen woning ten tijde van het indienen van bezwaar belanghebbenden waren in de zin van vermelde bepaling bij het besluit van 2 mei 2000 tot verlening van bouwvergunning voor de loswal (hierna: het primaire besluit). Vast staat dat zij ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar geen bewoners en eigenaren meer waren van de betrokken woning.
2.3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat bij de beslissing op bezwaar de heer en mevrouw Noordmans ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaar, nu zij mogelijke schade op de gemeente Zuidhorn zouden kunnen verhalen, indien zou komen vast te staan dat bij het primaire besluit de bouwvergunning voor de loswal ten onrechte was verleend. Volgens de rechtbank hadden burgemeester en wethouders de [partijen] om die reden ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moeten aanmerken. Burgemeester en wethouders betogen dat dit oordeel van de rechtbank onjuist is.
2.4. Naar het oordeel van de Afdeling vormt een eventueel schadeverhaal op de gemeente in beginsel voldoende grond om nog rechtstreeks belang aan te nemen bij het primaire besluit. Dat [partijen] schade hebben geleden als gevolg van dat besluit is echter in de bezwaarprocedure noch nadien ook maar enigszins door hen aannemelijk gemaakt. Uit de overgelegde brief van 10 december 2000 van de kopers van de betrokken woning aan de [partijen] kan immers niet anders worden opgemaakt dan dat het primaire besluit geen negatieve invloed heeft gehad op de bepaling van de verkoopprijs.
Een mogelijke aansprakelijkstelling door de kopers van de [partijen] wegens het niet voortzetten van de procedure biedt evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat zij op grond daarvan nog een rechtstreeks belang hadden bij het primaire besluit. Dat belang zou zijn terug te voeren op hun privaatrechtelijke verhouding tot de kopers, en aldus niet rechtstreeks in verband staan met het primaire besluit.
De Afdeling overweegt voorts dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft overwogen dat het standpunt van de [partijen] dat zij in de bezwaarprocedure tevens zijn opgetreden als gemachtigden van de kopers in beroep niet aan de orde kon komen, nu niet namens hen beroep is ingesteld.
2.5. De slotsom is dat [partijen] ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar niet meer als rechtstreeks belanghebbenden bij het primaire besluit waren aan te merken, zodat burgemeester en wethouders hun bezwaar daartegen terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard. Het betoog van burgemeester en wethouders dat de rechtbank dat heeft miskend, slaagt. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 9 november 2001, AWB 00/1232 BESLU G VO5;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. C.A. Terwee-van Hilten en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2002
27-378.