ECLI:NL:RVS:2001:AD8692
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- H.G. Lubberdink
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en rechtmatigheid van staandehouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 17 september 2001 de maatregel van bewaring van een vreemdeling had opgeheven. De rechtbank oordeelde dat de overbrenging van de vreemdeling door een tramcontroleur, na zijn staandehouding in de tram, onterecht was, omdat er geen strafrechtelijk onderzoek had plaatsgevonden. De Staatssecretaris ging hiertegen in beroep, stellende dat de rechtbank de feiten onjuist had geïnterpreteerd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 oktober 2001 behandeld. De vreemdeling was vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door A.E.J.I. Kuhlmann. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de staandehouding van de vreemdeling op basis van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 had plaatsgevonden. De Afdeling concludeerde dat de staandehouding en de daaropvolgende inbewaringstelling rechtmatig waren, omdat de vreemdeling op verdenking van een overtreding was staande gehouden en er geen onrechtmatigheid was vastgesteld door de strafrechter.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen de inbewaringstelling alsnog ongegrond. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 23 oktober 2001, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak de uitspraak van de rechtbank vernietigde en de inbewaringstelling handhaafde.