ECLI:NL:RVS:2001:AB3332
Raad van State
- Hoger beroep
- P.J. Boukema
- F.P. Zwart
- M.G.J. Parkins-de Vin
- Rechtspraak.nl
De positie van de gerechtsdeurwaarder in het bestuursrecht en de afwijzing van schadeverzoek
In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van mr. A, wonend te B, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 20 juni 2000. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep dat was ingesteld tegen een afwijzing van een schadeverzoek door gerechtsdeurwaarder C, in verband met een onrechtmatige beslaglegging. De Raad van State heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit is gebaseerd op de overweging dat de gerechtsdeurwaarder optreedt als zelfstandige ondernemer met specifieke wettelijke taken, en niet als een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat de deurwaarder als persoon met openbaar gezag zou moeten worden beschouwd, verworpen. De bevoegdheid van de deurwaarder om beslag te leggen is geregeld in het burgerlijk recht, en de brieven van de deurwaarder zijn geen besluiten in de zin van de Awb. De rechtbank heeft de zaak dus terecht onbevoegd verklaard, zij het op onjuiste gronden. De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van de gronden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.