Beoordeling door de voorzieningenrechter
9. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter beoordeelt dit onder meer aan de hand van de gronden die verzoeker heeft aangedragen.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
11. Verzoeker stelt allereerst dat de burgemeester niet bevoegd is om tot sluiting van de woning over te gaan, omdat de aangetroffen drugs zijn bestemd voor eigen gebruik. Verder is sluiting van de woning volgens verzoeker niet noodzakelijk en niet evenredig en in strijd met artikel 8, eerste lid, van het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
12. Subsidiair stelt verzoeker dat de duur van de sluiting onvoldoende is gemotiveerd door de burgemeester. Drie maanden is volgens verzoeker te lang. Hij wijst er daarbij op dat ook een last onder dwangsom of een waarschuwing kan worden opgelegd.
13. Het wettelijk kader is opgenomen in bijlage II bij deze uitspraak.
Spoedeisend belang
14. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
15. De voorzieningenrechter acht in beginsel spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aanwezig.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
16. Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
17. Gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden ‘daartoe aanwezig’ moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn. Dat wil zeggen voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan evenwel worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs en/of 5 gram softdrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering en verstrekking. Het is dan aan de bewoners van het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Als het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester op grond van artikel 13, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
18. De burgemeester heeft een bestuurlijke rapportage aan de sluiting ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel af mag gaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven.Hetgeen in de bestuurlijke rapportage is weergegeven wordt door verzoeker ook niet betwist.
De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt immers dat met name de in de woning aangetroffen softdrugs de toegestane hoeveelheid van 5 gram in zeer aanzienlijke mate overschrijdt. Verzoeker heeft aangevoerd dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik zijn en ter zitting heeft hij verklaard dat de aangetroffen hennep deels een oude voorraad betrof van mindere kwaliteit, die hij bewaarde voor het geval hij niets anders meer zou hebben. Nu in dit geval 287 gram hennep is aangetroffen in de woning en verzoekers verklaring waarom hij zo’n grote voorraad in huis had niet zonder nadere gegevens en onderbouwing, aannemelijk voorkomt, hoeft de burgemeester geen aanleiding te zien om aan te nemen dat de hennep voor eigen gebruik is. Daarbij komt nog dat er andere zaken in de woning zijn aangetroffen die duiden op drugshandel, zoals de sealbag (met de geur van hennep), de weegschaal, het contante geld en het nepwapen. Gelet op al deze omstandigheden is verzoeker er naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Dat verzoeker, toen hij op een andere plek woonde, van de burgemeester een waarschuwing heeft gekregen omdat hij zich met de handel in drugs zou bezighouden, mocht de burgemeester in zijn overweging betrekken. Dat de vraag of die waarschuwing toen terecht was niet eerder in een bezwaar of beroep aan de orde kon worden gesteld, maakt op zichzelf niet dat de burgemeester aan die waarschuwing en de daaraan ten grondslag liggende feiten geen enkele betekenis mocht hechten.
Mocht de burgemeester gebruik maken van zijn bevoegdheid?
19. De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe de Damocles beleidsregels 2024 gemeente Sluis vastgesteld (de beleidsregels).
20. In de beleidsregels wordt voor woningen in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden bij een eerste overtreding en een handelshoeveelheid hard- of softdrugs. De sluiting van de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden past dus binnen dit beleid.
21. Dat de sluiting in overeenstemming is met de beleidsregels betekent echter niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting heeft kunnen overgaan. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Op grond van vaste rechtspraak van de ABRvS moet de burgemeester alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
22. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is. De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester terecht tot sluiting van de woning heeft besloten. Daarbij neemt de voorzieningenrechter de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht. Bij toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid.
23. Naar oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van de woning in het algemeen een geschikt middel om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het teniet doen gaan van de naamsbekendheid van de woning als een plaats waar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, de loop naar dat pand wegnemen, een signaal afgeven dat de geconstateerde overtreding wordt opgevolgd door een reactie van de burgemeester en herhaling van drugshandel voorkomen. De geschiktheid wordt door verzoeker ook niet betwist.
24. Dit laat onverlet dat de woningsluiting een zeer ingrijpende maatregel is en dat niet tot sluiting mag worden overgegaan als dat gelet op de omstandigheden niet noodzakelijk en evenwichtig is.
Is de sluiting noodzakelijk?
25. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
26. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op de handel vanuit het pand, zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wel sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn voor de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Een sluiting van meer dan zes maanden kan onevenredig zijn als geen aanwijzingen voor drugshandel vanuit de woning zijn. Niettemin kan een sluiting noodzakelijk zijn door andere omstandigheden. Dit kan zich voordoen bij recidive, handel in harddrugs of ligging van de woning in een kwetsbare wijk.
27. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de aangetroffen drugs feitelijk vanuit het pand werden verhandeld. Er zijn handelshoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.Daarnaast werden attributen aangetroffen in de woning die duiden om drugshandel, zoals de sealbag (met de geur van hennep), de weegschaal, een grote hoeveelheid contant geld en een nepwapen. De verklaringen die verzoeker hierover heeft afgelegd, namelijk dat hij de weegschaal gebruikt voor het maken van zijn eigen joints, dat het aangetroffen geldbedrag van € 2.000 (op één briefje van € 100 na in coupures van € 50,-) zijn spaargeld is en dat het aangetroffen nepwapen een balletjespistool van de kermis is, acht de voorzieningenrechter thans niet aannemelijk gemaakt. Blijkens de bestuurlijke rapportage zijn er daarbij twee meldingen uit het MMA-systeem waaruit blijkt van drugshandel vanuit de woning en een melding via de sociale recherche met dezelfde strekking. Namens de burgemeester is ter zitting toegelicht dat de woning gelegen is in een grensgebied, zodat sprake is van een risico op grensoverschrijdende criminaliteit. Gelet op al deze omstandigheden heeft de burgemeester naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden aangenomen dat sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde.
Is de sluiting evenwichtig?
28. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.
29. Niet in geschil is dat sprake is van verwijtbaarheid, nu verzoeker erkent dat hij de drugs in zijn woning bewaarde. Vast staat ook dat er geen (minderjarige) kinderen in de woning verbleven. Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker medische stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij leidt aan diabetes. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat zijn gezondheid niet stabiel is en dat stress niet bevorderlijk is voor zijn gezondheid. Voor zover verzoeker daarmee heeft bedoeld te stellen dat hij een bijzondere binding met de woning heeft, volgt de voorzieningenrechter hem daarin niet. Dat verzoeker vanwege zijn (gezondheids)klachten gebonden is aan deze woning en dat hij niet (tijdelijk) in een andere woning zou kunnen verblijven, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken.
30. Dat de bewoner de woning moet verlaten is inherent aan een sluiting. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 EVRM.Dat maakt een sluiting dus nog niet onevenredig. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester wel de mogelijkheden van vervangende huisvesting in de beoordeling te betrekken.De burgemeester heeft verzoeker ter zitting gewezen op mogelijkheden voor vervangende woonruimte via sociaal domein. Het is in beginsel aan verzoeker om zelf vervangende woonruimte te regelen. Dat hij niet (tijdelijk) bij familie of vrienden terecht zou kunnen en dus op straat terecht zou komen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken. Dat stichting Woongoed zijn huurovereenkomst zal ontbinden en hem mogelijk op een zwarte lijst zullen plaatsen, hoeft zich niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld als de betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt of gezien de ernst van de overtreding.Dat is hier naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het geval.
31. Gelet op voorgaande zijn de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoeker niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zoals de burgemeester die aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. De burgemeester heeft de woning daarom conform de beleidsregels voor een periode van drie maanden mogen sluiten.
32. De voorzieningenrechter volgt verzoeker gelet op het voorgaande niet in zijn stelling dat de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom. Daarbij heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht gesteld dat een last onder dwangsom geen passende sanctie is gelet op de beperkte financiële middelen van verzoeker.