ECLI:NL:RBZWB:2025:980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/5599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen over het jaar 2021, berekend op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.382, met een te betalen belastingbedrag van € 302. De inspecteur had bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2024 het bezwaar van de belanghebbende afgewezen. Hierop heeft de belanghebbende op 16 juli 2024 beroep ingesteld, waarvoor hij griffierecht heeft betaald.

Tijdens de procedure heeft de belanghebbende verschillende stukken ingediend en zijn onvrede geuit over de rechtszaak. De zitting vond plaats op 7 februari 2025, waar de belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2021 uitkeringen heeft ontvangen op grond van de Participatiewet en dat hij in 2022 onder de schuldsaneringsregeling viel, die in augustus 2023 werd beëindigd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belanghebbende geen procesbelang meer heeft, aangezien hij na de beëindiging van de schuldsanering en de kwijtschelding van de aanslag geen belasting meer verschuldigd is. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over de juistheid van de door de belanghebbende aangeleverde gegevens. De belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie Middelburg
Zaaknummer BRE 24/5599
uitspraak van 21 februari 2025
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende]uit [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft belanghebbende over het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.382 en uitkomende op een te betalen belastingbedrag van € 302. Daarbij heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 27.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2024 het bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 16 juli 2024 beroep ingesteld. Voor dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 51.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 22 oktober 2024 heeft belanghebbende een nader stuk toegestuurd met cijfermatige gegevens en daarin gesteld dat hij graag de zitting van deze ‘ONZIN rechtszaak’ tegemoet ziet. Op 28 november 2024 heeft hij ‘nog een stukje proza voor de NUTTELOZE zitting op 7 februari 2025’ toegezonden.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2025 te Middelburg. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in 2021 van Orionis Walcheren uitkeringen ontvangen op grond van de Participatiewet.
2.2.
Op 21 juni 2022 heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van belanghebbende. Op 14 augustus 2023 heeft de rechtbank op verzoek van de bewindvoerder deze regeling beëindigd ‘met schone lei’.
2.3.
Op 23 maart 2023 heeft belanghebbende over 2021 aangifte gedaan en daarin als belaste uitkering een bedrag vermeld van € 16.487 (waaronder een negatief bedrag van € 692) en een bedrag aan loonheffing van € 3.019. Op basis van de gegevens in deze aangifte heeft de inspecteur besloten geen voorlopige aanslag op te leggen.
2.4.
Op 14 december 2023 heeft de inspecteur geconstateerd dat de opgave over 2021 afweek van de bij hem bekende gegevens en aan belanghebbende vragen gesteld over (onder meer) de hoogte van de uitkering. Belanghebbende heeft daarop geantwoord dat Orionis Walcheren fouten heeft gemaakt en dat het beantwoorden van de vragen ‘zinloos’ was omdat alle belastingen van dat jaar onder de schuldsanering zouden vallen.
2.5.
Op 11 april 2024 heeft de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.382 en dit resulteerde in het te betalen bedrag van € 302. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. Desgevraagd heeft hij een aantal stukken toegestuurd waaronder een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst Toeslagen. Bij die uitspraak heeft de Belastingdienst Toeslagen rekening gehouden met bijzonder inkomen en nabetalingen en is deze dienst voor de berekening van de huurtoeslag uitgegaan van een verzamelinkomen in 2021 van €12.604,84.
2.6.
Op of omstreeks 3 juni 2024 heeft de ontvanger van de Belastingdienst het bedrag van de opgelegde aanslag kwijtgescholden.

3.Geschil

In geschil is de hoogte van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.De ontvankelijkheid van het beroep

4.1.
Op vragen van de inspecteur in de aanslagfase heeft belanghebbende verklaard dat het beantwoorden van vragen zinloos was en daarbij verwezen naar de schuldsaneringsregeling. In de beroepsfase heeft belanghebbende de zitting als nutteloos aangemerkt.
4.2.
Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat hij (na de schone-lei-verklaring en de kwijtschelding door de ontvanger) geen belasting meer over 2021 verschuldigd is en dat hij evenmin enig ander fiscaal belang heeft. Daarnaast heeft hij bevestigd dat hij geen financieel belang meer heeft bij het vaststellen van enig inkomen in het kader van een toe te kennen toeslag. [1]
4.3.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij de rechtmatigheid van de inkomensopgave van Orionis Walcheren wil laten beoordelen. Deze beoordeling kan voor belanghebbende echter geen feitelijke betekenis meer hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. [2] Onder deze omstandigheden moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard en zal de rechtbank de juistheid van de opgave van Orionis Walcheren en daarmee de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning niet beoordelen.

5.Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank geen beoordeling zal geven van de juistheid van de door Orionis Walcheren aangeleverde gegevens. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier, op 21 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen,de rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.zie art. 2, lid 1, onder o, en art. 8, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en art. 21, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.vergelijk de uitspraak van de Hoge Raad van 23 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:265, overweging 4.2.1, en de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635, overweging 4.1