Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/11850, 23/11851 en 23/11852, waarbij belanghebbende, een directeur en enig aandeelhouder van een vennootschap, in beroep ging tegen de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2021, 2022 en 2023. De heffingsambtenaar had deze aanslagen opgelegd, ondanks het feit dat de woning niet verhuurd was en belanghebbende zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Middelburg had. De rechtbank beoordeelde of de aanslagen terecht waren opgelegd, waarbij zij het toetsingskader van de Gemeentewet hanteerde. De rechtbank concludeerde dat de woning gedurende de drie jaren ter beschikking stond aan belanghebbende, ondanks dat de vennootschap eigenaar was. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen forensenbelasting terecht waren opgelegd, omdat de woning meer dan 90 dagen per jaar beschikbaar was voor belanghebbende en zijn gezin. De beroepen werden ongegrond verklaard, en belanghebbende kreeg geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.