In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, wordt het beroep van een besloten vennootschap (BV) tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting beoordeeld. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de BV een naheffingsaanslag van € 2.968 opgelegd, samen met € 176 aan belastingrente en een verzuimboete van € 296. De naheffingsaanslag was gebaseerd op de stelling dat de BV geen afnemer was van de door een hovenier geleverde diensten, maar dat deze diensten in privé waren verricht voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA) van de BV. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de hovenier een rechtsbetrekking is aangegaan met de DGA in privé, en niet met de BV. Hierdoor kon de BV de in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek brengen. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de boete terecht zijn opgelegd. Het beroep van de BV wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding om de boete te matigen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.