Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2025 in de zaak tussen
[eiser] te [plaats] , eiser,
Samenvatting
.Het beroep is ongegrond, onder toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wegens een inmiddels hersteld motiveringsgebrek van het bestreden besluit. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
26 januari 2024 tot en met 31 mei 2024 tot een bedrag van € 5.545,07 netto, omdat eiser de inlichtingenplicht zou hebben geschonden door het niet hebben van zijn hoofdverblijf binnen de gemeente Geertruidenberg. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en heeft dit besluit betrokken in het lopende verzoek om voorlopige voorziening.
10 september 2024 [1] het verzoek over het besluit van 11 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek ten aanzien van het besluit van 21 augustus 2024 (primair besluit) afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.108,-.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Bijlage: wettelijk kader
De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.