ECLI:NL:RBZWB:2025:886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/7156
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking verzoek om voorlopige voorziening in een Woo-zaak

Op 18 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/7156, waarin verzoekers een proceskostenveroordeling hebben gevraagd tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Dit verzoek volgde op de intrekking van hun verzoek om voorlopige voorziening, dat was ingediend tegen een besluit van het college van 3 oktober 2024. Verzoekers trokken hun verzoek in omdat het college had besloten de openbaarmaking van bepaalde documenten op te schorten totdat op hun bezwaarschrift was beslist. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om op het verzoek te reageren, maar het college heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.

De voorzieningenrechter overweegt dat wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten. In dit geval heeft het college de openbaarmaking van de documenten opgeschort, wat betekent dat het college aan het verzoek van verzoekers is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Daarom wordt het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,-. De griffier zal het griffierecht aan verzoekers terugbetalen, aangezien de werking van het besluit van 3 oktober 2024 is opgeschort totdat op het bezwaar is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7156

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [plaats], verzoekers

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekers om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekers hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun verzoek tegen het besluit van het college van 3 oktober 2024. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 oktober 2024.
1.1.
Zij hebben het verzoek ingetrokken omdat het college heeft laten weten de documenten waarvan hij heeft besloten openbaar te maken, niet openbaar te maken totdat op het bezwaarschrift van verzoekers is beslist. Daarmee wordt de werking van dit besluit op opgeschort totdat op het bezwaar is beslist.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het college heeft hierop niet gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is het college aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Het college is met het opschorten van het openbaar maken van de door derden gevraagde documenten aan het verzoek tegemoet gekomen. De achtergrond hiervan is dat verzoekers geen zienswijze hebben kunnen indienen tegen het besluit tot openbaarmaking van die documenten, omdat de brief die hen daartoe in de gelegenheid moest stellen onjuist geadresseerd was. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekers tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [4] Verzoekers hebben dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [5] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
4.1.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het college met het opschorten van de openbaarmaking aan het verzoek van verzoekers is tegemoetgekomen. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het college in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient het college te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekers hebben zich laten bijstaan door hun gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die het college moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. Omdat het college de werking van het besluit van 3 oktober 2024 heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier het griffierecht aan verzoekers terug. [6]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, op 18 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
5.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
6.Dat staat in artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb.