ECLI:NL:RBZWB:2025:882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/7476
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling Dienst Toeslagen tot betaling van proceskosten in kinderopvangtoeslagzaak

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en Dienst Toeslagen, met zaaknummer BRE 24/7476. Verzoekster had een verzoek ingediend om Dienst Toeslagen te veroordelen in de proceskosten, nadat zij haar beroep had ingetrokken omdat Dienst Toeslagen op 20 november 2024 alsnog een beslissing op bezwaar had genomen. De rechtbank heeft Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Dienst Toeslagen was bereid tot vergoeding, maar vroeg om een wegingsfactor van 0,25.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Volgens de wet kan de bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeerde dat Dienst Toeslagen inderdaad tegemoet was gekomen aan verzoekster door op 20 november 2024 een beslissing te nemen op haar bezwaar.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast, omdat de zaak als lichtgewicht werd beschouwd. Daarnaast is Dienst Toeslagen verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7476 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer),
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van Dienst Toeslagen in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar (derde) beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van Dienst Toeslagen. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat Dienst Toeslagen op 20 november 2024 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Dienst Toeslagen is bereid tot vergoeding van de proceskosten, maar verzoekt de rechtbank om daarbij een wegingsfactor van 0,25 te hanteren.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is Dienst Toeslagen aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of Dienst Toeslagen geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
In de uitspraak van deze rechtbank van 22 mei 2024 staat dat Dienst Toeslagen binnen twee weken moet beslissen op het bezwaar van verzoekster van 31 oktober 2022. Op 4 november 2024 heeft verzoekster opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar. Dienst Toeslagen heeft op 20 november 2024 alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Hiermee is Dienst Toeslagen tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet Dienst Toeslagen aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Dienst Toeslagen moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om, in afwijking van de hoogste bestuursrechters [3] , een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,5) toe te passen.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat Dienst Toeslagen verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [4] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot Dienst Toeslagen wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt Dienst Toeslagen tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 18 februari 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2288 en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1091.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.