ECLI:NL:RBZWB:2025:846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-025562-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit (met)amfetamine en witwassen met betrekking tot Exclu-berichten

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van (met)amfetamine en het medeplegen van (gewoonte)witwassen. De verdachte, geboren in 1993, werd bijgestaan door raadsman mr. T. Roggenkamp. De zaak werd inhoudelijk behandeld op meerdere zittingen in oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het onderzoek onnodig en disproportioneel was, en dat er sprake was van schending van het recht op een eerlijk proces en privacy. Het Openbaar Ministerie betwistte deze claims en stelde dat de verkregen data rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken van de verdediging om aanvullende stukken en getuigen niet werden ingewilligd, en dat de Exclu-data rechtmatig waren verkregen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het aanwezig hebben van ongeveer 950 gram amfetamine en het medeplegen van witwassen van twee grote contante geldbedragen, te weten € 1.000.000,- en € 1.094.460,-. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie zwaar wogen, en dat er geen reden was om de straf te matigen op basis van persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-025562-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 4, 7 en 9 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van (met)amfetamine en het medeplegen van (gewoonte)witwassen.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat het gehele onderzoek 26Samber onnodig en daarom disproportioneel is geweest waardoor onderzoek 26Lytham als resultaat daarvan ook overbodig en disproportioneel is geweest. De verdediging herhaalt een aantal onderzoekswensen die in haar visie nodig zijn om de proportionaliteit en subsidiariteit van de onderzoeken 26Samber en 26Lytham en de daarin ingezette dwangmiddelen te kunnen toetsen. Wanneer deze onderzoekswensen worden afgewezen, moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging omdat het niet geven van openheid van zaken leidt tot een doelbewuste of met grove veronachtzaming gemaakte inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Er is sprake van détournement de pouvoir omdat het niet noodzakelijk was de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu omdat dat bewijs er al lag. Wanneer dit verweer wordt gepasseerd, dan moet de door de Exclu-hack vergaarde data worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdediging de rechtmatigheid hiervan onvoldoende heeft kunnen toetsen, waardoor het beginsel van equality of arms is geschonden.
Door deze schendingen is sprake van inbreuken op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM), namelijk het recht op een eerlijk proces en het recht op privacy.
Voor het volledige standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
3.3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt dat alle (herhaalde) verzoeken en verweren van de verdediging over de Exclu-data moeten worden afgewezen dan wel verworpen, nu daartoe geen nieuwe feiten en omstandigheden als onderbouwing zijn aangevoerd. Zij herhaalt hierover haar eerder ingenomen standpunt, dat de beschikbare Exclu-data rechtmatig is verkregen en als betrouwbaar bewijs is aan te merken. De Exclu-data is verkregen op basis van vorderingen en machtigingen in onderzoek 26Lytham waar een verdenking ex artikel 126o Sv tegen alle gebruikers van Exclu onder ligt en waarvan alle verantwoordingsstukken aan het dossier van onderhavige zaak zijn gevoegd. Het onderzoek 26Lytham heeft steeds plaatsgevonden met machtigingen van de rechter-commissaris. Met de afgegeven machtigingen heeft een rechterlijke beoordeling plaatsgevonden van de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Wat er in Duitsland aan eventuele andere onderzoeken zou hebben gelopen en wat Nederlandse autoriteiten daarvan wel of niet wisten, is niet relevant voor enige te beantwoorden vraag ex artikel 348 en 350 Sv in de strafzaak jegens verdachte. De ontsleutelde berichten zijn dan ook rechtmatig verkregen en betrouwbare bewijsmiddelen. Er is dan ook geen sprake van schending van artikel 6 en/of 8 EVRM. Er is sprake van een eerlijk proces.
Voor het volledige standpunt van het Openbaar Ministerie wordt verwezen naar het als bijlage aan dit vonnis gehechte requisitoir.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De verzoeken
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om uitvoering te geven aan de herhaalde verzoeken tot het laten toevoegen van stukken en tot het horen van getuigen. De rechtbank heeft in haar voorlopig oordeel op 30 juli 2024 al op deze verzoeken beslist. De raadsman heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht die ertoe leiden dat de afwijzende motivering moet worden heroverwogen. De rechtbank acht zich na bestudering van het dossier, de jurisprudentie en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht en in staat om een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoek dat strekt tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak moet worden afgewezen, zodat de behandeling kan worden voortgezet.
Onderzoek 26Samber, onderzoek 26Lytham en het Duits onderzoek Nuntius
De rechtbank stelt voorop dat het van belang is dat de onderzoeken die door de verdediging zijn aangehaald, nader worden geduid en worden onderscheiden van elkaar.
Onderzoek 26Samber is een titel IVa-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing van vermoedelijk begane strafbare feiten (conform de regeling in artikel 126g-126ni Sv). Onderzoek 26Samber richt zich op de (NN) rechts- en/of natuurlijke perso(o)n(en) betrokken bij het aanbieden van versleutelde communicatie onder het merk Exclu.
Onderzoek 26Lytham is een titel V-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband (conform de regeling in artikel 126o-126ui Sv). Onderzoek 26Lytham richt zich op de (onbekende) gebruikers van Exclu.
De doelstelling van onderzoek 26Lytham is het identificeren van de NN-gebruikers van Exclu. Deze informatie wordt vervolgens uitgegeven aan titel IVa-doelonderzoeken, waaronder onderzoek Pamukkale ook wordt begrepen.
Onderzoek Nuntius tenslotte betreft een Duitse strafzaak, onder kenmerk 3StR 306/22, waarin het Bundesgerichtshof in Karlsruhe op 12 september 2023 uitspraak heeft gedaan.
De gedragingen waarover de verdediging zich beklaagt zijn volgens de verdediging verricht in het kader van de strafrechtelijke onderzoeken 26Samber en 26Lytham. Die onderzoeken zagen niet op strafbare feiten die door verdachte zouden zijn gepleegd.
Dat een vormverzuim is begaan in een ander onderzoek dan het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem tenlastegelegde feit, terwijl de resultaten van dat andere onderzoek een rol spelen als startinformatie of (mogelijk) bewijsmateriaal oplevert, sluit volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2024:192 r.o. 7.3.3 en 7.3.4) niet uit dat aan dat verzuim, voor zover dat verzuim van bepalende invloed is geweest, een rechtsgevolg wordt verbonden. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de klachten van de verdediging over vormverzuimen in de aan het onderzoek Pamukkale voorafgaande onderzoeken in het kader van een beroep op artikel 359a Sv kan en zal betrekken.
De rechtbank stelt vast dat de Exclu-chats die in onderzoek Pamukkale zijn opgenomen, zijn verkregen uit data die in onderzoek 26Lytham op basis van de daarin afgegeven vorderingen en machtigingen zijn verkregen. De machtigingen tot tappen ex artikel 126t Sv en tot hacken ex artikel 126uba Sv zijn dus niet afgegeven in onderzoek 26Samber gericht op – kortgezegd – de aanbieders van Exclu, maar in onderzoek 26Lytham gericht op de NNgebruikers van Exclu. Dat “de politie het noodzakelijk vond om de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen met enkel het (gestelde) doel om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu” is derhalve feitelijk onjuist. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat onderzoek 26Samber niet (uitsluitend) is gericht tegen “de exploitanten van de cyberbunker en de makers van Exclu”, zoals de verdediging stelt, maar tegen alle (rechts)personen betrokken bij het aanbieden van Exclu, waaronder ook de resellers van Exclu vallen. Er is derhalve sprake van een onderzoek tegen een (veel) grotere groep verdachten dan uitsluitend [naam 2] en/of het bedrijf Exclu, nog daargelaten dat een Duits onderzoek niet in de weg staat aan het onderzoeken van mogelijk in Nederland gepleegde strafbare feiten. Het is daarom niet relevant dat er eerder in Duitsland een onderzoek heeft gelopen naar [naam 2], de cyberbunker en/of anderen. Van het oneigenlijk aanwenden van de bevoegdheden ex artikelen 126t en 126uba Sv is dan ook geen sprake, gezien het doel van het onderzoek en de feitelijke wijze waarop aan de uitvoering gestalte is gegeven. De verweren van de verdediging die in dit verband zijn gevoerd, worden verworpen.
De verkrijging en verwerking van de Exclu-data
De feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de verantwoordingsstukken over onderzoek 26Lytham af dat dit onderzoek is aangevangen met het doel om de identiteit te achterhalen van de NNgebruikers van Exclu. Op basis van die doelstelling is berichtenverkeer tussen de gebruikers van Exclu onderschept en ontsleuteld. Omdat de server van Exclu zich op dat moment in Duitsland bevond, heeft voor de interceptie van de berichtenstroom en het verkrijgen van de sleutels een hack plaatsgevonden op de server in Duitsland. De Duitse politiële autoriteiten zijn daartoe overgaan nadat Nederland hiertoe een verzoek heeft gedaan.
Uit onderzoek naar de wijze van versleuteling is gebleken dat ontsleutelde berichten kunnen worden verkregen uit opgenomen communicatie van de berichtenserver met behulp van sleutelmateriaal. Dit sleutelmateriaal bestaat voor ieder bericht uit twee sleutels.
De eerste sleutel kon worden verkregen met behulp van een in te zetten interceptiemiddel. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126t Sv gevraagd. De rechter-commissaris heeft bij de beschikking van 22 juli 2022 de machtiging verleend voor het tappen van Exclu-verkeer van de Duitse server (ex artikel 126t Sv). Deze machtiging is in totaal zes keer verlengd. In de eerste beschikking wordt verwezen naar de daaraan voorafgaande vordering met het proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2022.
Voorts is gebleken dat de wijze waarop de tweede sleutel kan worden verkregen afhankelijk is van het moment waarop een gebruiker zich registreert. Voor gebruikers van de Exclu-applicatie die zich gedurende de tijd dat het interceptiemiddel actief is registreren, kan deze sleutel worden verkregen op dezelfde manier als waarop ook de eerste sleutel is verkregen, dus met toepassing van de machtiging ex artikel 126t Sv. Voor gebruikers die zich voorafgaand aan de inzet van het interceptiemiddel of tijdens onderbrekingen van de inzet van het interceptiemiddel hebben geregistreerd kan deze sleutel alleen worden verkregen uit een database op de Exclu-server. Daarvoor is de machtiging ex artikel 126uba Sv gevraagd. In de beschikking op deze vordering van 25 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris de machtiging verleend voor het hacken van de server van Exclu in Duitsland ex artikel 126uba Sv. Deze machtiging is vijf keer verlengd. Aan deze beschikking is een vordering voorafgegaan, met daarbij het proces-verbaal met kenmerk 26Lytham-00053 en verwijzing naar het eerder overgelegde proces-verbaal van verdenking met kenmerk 26Lytham-0026. Deze beschikkingen en verlengingen zijn steeds opgevolgd door Europese onderzoeksbevelen, gericht aan de bevoegde Duitse autoriteiten.
Uit voornoemde beschikkingen en de daarbij behorende processen-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris daarbij in overweging heeft genomen dat gebruikers van geencrypteerd berichtenverkeer zoals door Exclu aangeboden, er in het algemeen belang bij hebben dat de inhoud van hun communicatie verborgen blijft voor politie en justitie. Verder heeft de rechter-commissaris ook de aard van de diensten van Exclu betrokken. In het proces-verbaal van verdenking wordt beschreven dat de Exclu applicatie via geselecteerde “resellers” wordt verkocht waarbij uitsluitend contant of via bitcoin wordt betaald, terwijl geen enkele identificatie plaatsvindt. De Exclu applicatie heeft kenmerken zoals “panic button”, “icon change” en “dummy applicaties” waarmee kennelijk het gebruik van Exclu wordt beoogd te verhullen.
In de beschikking van 25 augustus 2022 wordt aan de verleende machtiging de voorwaarde verbonden dat de vergaarde informatie slechts mag worden doorzocht op vooraf vastgelegde zoeksleutels. De met die zoeksleutels geselecteerde informatie dient bovendien eerst aan de rechter-commissaris te worden voorgelegd om de inhoud, omvang en relatie tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten te controleren. Alleen nadat de rechter-commissaris daar positief op heeft beslist, kan deze informatie aan het Openbaar Ministerie of de politie ten behoeve van (opsporings)onderzoeken beschikbaar worden gesteld. Bovendien wordt aan de machtiging de absolute randvoorwaarde verbonden dat de vergaarde communicatie slechts ter beschikking mag worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv in georganiseerd verband gepleegd of beraamd en die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerde verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ter beoordeling van het verweer acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (vgl. ECLI:NL:HR:2023:913). De rechtbank dient na te gaan of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissingen tot tappen respectievelijk hacken van de Exclu-server heeft kunnen komen. De rechtbank dient ervoor zorg te dragen dat eventueel gebruik van de verkregen Exclu-gegevens zich verhoudt met het recht op een eerlijk proces, in die zin dat de rechtbank de “overall fairness” van de strafzaak tegen verdachte moet waarborgen.
Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris, in die situatie en op basis van die stand van zaken, in redelijkheid tot de afgegeven machtigingen met bijbehorende verlengingen heeft kunnen komen.
Met de hiervoor omschreven voorwaarden, en met name de woordenlijsten waarmee mag worden gezocht, is een waarborg gegeven tegen schending van artikel 8 EVRM. De rechter-commissaris heeft telkens opnieuw de proportionaliteit van de inbreuk moeten toetsen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat er bij geautomatiseerde zoekslagen, zoals hier aan de orde, niemand is die persoonlijk kennisneemt van de inhoud van daaraan verbonden bestanden. De zoekactie is weliswaar breed (dat wil zeggen in een groot aantal data), maar doordat de gehanteerde methode zeer gericht zoekt en de resultaten beperkt blijven tot wat gezocht wordt, blijft de inbreuk beperkt.
Blijkens de machtigingen en de voorwaarden die de rechter-commissaris daaraan heeft verbonden, heeft de rechter-commissaris ook overigens de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit onderkend en getoetst. Zoals hiervoor al is overwogen, is slechts gezocht met behulp van vooraf vastgestelde zoeksleutels, die sterke aanwijzingen opleveren voor georganiseerde zware criminaliteit. De rechter-commissaris heeft de geselecteerde informatie eerst gecontroleerd (op inhoud, omvang en relatie tot strafbare feiten) voordat verdere verspreiding heeft kunnen plaatsvinden. Er is bovendien sprake geweest van een periodieke termijn waarin opnieuw getoetst moest worden of de machtigingen voor verlenging in aanmerking konden komen. Tot slot heeft de rechter-commissaris in de beschikkingen aantoonbaar meegewogen dat de informatie niet op een andere, minder ingrijpende, wijze kon worden verkregen en gebruikt dan de gehanteerde manier die thans gevolgd is. Van strijd met het proportionaliteits- of subsidiariteitsbeginsel is dan ook geen sprake.
De verwijzing door de verdediging naar rechtspraak over bulkinterceptie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat genoemde uitspraken als Big Brother Watch (EHRM, 58170/13 e.a.) betrekking hebben op een wezenlijk andere situatie als waarvan in dit geval sprake is. Het verkrijgen van de Exclu-gegevens richt zich immers tot een afgebakende groep gebruikers van één specifieke telecomdienst, terwijl er een concrete verdenking bestond dat deze dienst gebruikt zou worden door criminelen die zich (in georganiseerd verband) met zeer ernstige strafbare feiten hebben beziggehouden. Dat is een wezenlijk andere situatie dan bijvoorbeeld het bewaren van alle metadata van alle abonnees van een (willekeurige) telecomprovider ten behoeve van toekomstige strafrechtelijke onderzoeken. Verder is van groot belang dat de dataverzameling anoniem is geschied. Pas na verder opsporingsonderzoek kon (in sommige gevallen) een persoon gekoppeld worden aan een gebruikersaccount. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een situatie die in strijd is met het EVRM of met de door de verdediging aangehaalde Europese jurisprudentie, nu daarin sprake was van een andere situatie. De verweren hierover falen.
Volgens de verdediging is bij de verwerking van de Exclu-data ook in strijd met artikel 8 EVRM gehandeld doordat bij de verwerking, dan wel het gebruik van de Exclu-data een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. De rechtbank stelt in dit verband vast dat verdachte ter zitting geen verklaring heeft afgelegd over de feiten en tijdens de politieverhoren een integraal beroep gedaan heeft op het zwijgrecht. Verdachte heeft er ook het zwijgen toegedaan bij de vraag of hij de gebruiker is van de Exclu-accounts [nummer 15] met nickname [nickname 15] en [nummer 16] met nickname [nickname 16] . De verdediging heeft vervolgens, al dan niet tegen de achtergrond van dat zwijgrecht, enkel aangevoerd dat sprake is van algemene inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Er is geen nadere onderbouwing gegeven over de aard en intimiteit van de gesprekken die nog meer gevoerd zouden zijn. Er is bovendien geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de Exclu-data is doorzocht op andere trefwoorden dan de delictgerelateerde termen die de rechter-commissaris heeft toegelaten, bijvoorbeeld terminologie die verband houdt met privacy gerelateerde aangelegenheden. Dit is noch gesteld, noch anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank concludeert op basis van deze vaststellingen dat in onderhavige zaak, bij de verwerking/gebruikmaking van de Exclu-data, ook geen (onevenredige) inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
De verweren die op dit punt door de verdediging zijn aangedragen slagen niet.
Equality of arms
Door de verdediging is betoogd dat het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden.
Het oordeel van de rechtbank
Allereerst dient in dit verband te worden opgemerkt dat de verdediging, in beginsel, op grond van de in artikel 6 EVRM gegarandeerde waarborgen het recht heeft toegang te verkrijgen tot al het materiaal, dat zowel ten nadele als ten gunste van de verdachte kan worden gebruikt. Het recht op toegang tot en inzage in methoden en resultaten van onderzoek betreft echter geen absoluut recht. Dat recht dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij gemotiveerd duidelijk maakt naar welke gegevens zij op zoek is. Met andere woorden: het zo mogelijk voorkomen van ‘fishing expeditions’ vormt onder omstandigheden een nadere beperking op dit recht op toegang.
Bij de vraag of in dit geval met de beschikbare informatie in het dossier is voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’ overweegt de rechtbank dat het er bij dit beginsel om gaat of het gebruik van de gegevens, waaronder uiteindelijk ook de interpretatie van de inhoud van de ontsleutelde berichten, in onderhavige strafzaak door de verdediging getoetst kan worden. De rechtbank stelt vast dat het procesdossier van Pamukkale daartoe alle relevante stukken bevat, gelet op het geheel aan informatie dat is verstrekt over het complete onderzoekstraject. Daarnaast heeft de verdediging beschikt over de dataset van niet alleen het aan verdachte gekoppelde Exclu-account, maar is ook toegang verschaft tot de gehele dataset van Pamukkale. De rechtbank is van oordeel dat onderzoeksresultaten tijdig met de verdediging zijn gedeeld en zij daardoor voldoende mogelijkheden heeft gehad om het bewijs te bestuderen en te verifiëren.
Het beginsel van ‘equality of arms’ is niet geschonden en de daarmee verband houdende verweren worden verworpen.
Eindconclusie Exclu
De rechtbank is van oordeel dat de Exclu-data rechtmatig zijn verkregen en verwerkt, waarbij de fundamentele grondrechten en elementaire rechtsbeginselen gewaarborgd zijn gebleven. Het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM), de proportionaliteit en subsidiariteit in het opsporingsonderzoek, ‘equality of arms’ en het verbod op détournement de pouvoir zijn geëerbiedigd. Ook hetgeen voor het overige door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Daarmee is niet gebleken van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Er is dan ook geen reden om tot een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Miniserie dan wel tot bewijsuitsluiting over te gaan. De officieren van justitie zijn dan ook ontvankelijk in de vervolging en de Exclu-data kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht de twee tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 1 gaat het uit van het aanwezig hebben van de drugs. Voor feit 2 gaat het uit van gewoontewitwassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor feit 1. Voor feit 2 wordt vrijspraak bepleit van het witwassen op 30 januari 2023 omdat verdachte daarbij niet betrokken is geweest of daarvan wetenschap heeft gehad. Verder kan van de door verdachte weggebrachte vuilniszakken naar de [locatie] niet worden vastgesteld dat daarin het tenlastegelegde bedrag zat, laat staan dat verdachte wetenschap had van de herkomst. Voor het witwassen op 3 februari 2023 wordt aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de criminele herkomst van het geld en als beheerder van de stashlocatie een zeer ondergeschikte rol had. Tot slot wordt vrijspraak bepleit van het gewoontewitwassen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zoals hiervoor is overwogen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, worden de verweren van de verdediging ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Exclu-data verworpen. De rechtbank acht het bewijs rechtmatig verkregen en er bestaat dan ook geen belemmering om dit voor het bewijs te gebruiken.
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 1] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 1] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 2] , de zoon van [medeverdachte 1] , in het onderzoek TELEAC op 1 augustus 2022 was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact hadden met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 1] ( [nickname 1] ) en dat hij via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 2] ( [nickname 2] ) en [nummer 3] ( [nickname 3] )
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] )
[nummer 15] ( [nickname 15] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 18] ( [nickname 18] )
[nummer 19] ( [nickname 19] )
[nummer 20] ( [nickname 20] )
[nummer 21] ( [nickname 21] )
[nummer 22] ( [nickname 22] )
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank over deze Exclu-accounts vast dat:
  • [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 1] ( [nickname 1] ), [nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 14] ( [nickname 14] );
  • [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 2] ( [nickname 2] ), [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
  • [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] );
  • [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] );
  • [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 15] ( [nickname 15] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
  • [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
  • [medeverdachte 7] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 20] ( [nickname 20] );
  • [medeverdachte 8] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 22] );
  • [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 21] ) en [nummer 19] ( [nickname 19] );
  • [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 18] );
  • [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ([nickname 24]);
  • [verdachte] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 10] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Bij het bespreken van de aan verdachte verweten feiten zal de rechtbank volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTCtijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierna weergegeven.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte (hierna ook [verdachte] genoemd) verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van twee zeer grote contante geldbedragen. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze bedragen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling voor medeplegen van (gewoonte)witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
  • verdachte de bedragen in de tenlastelegging heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing dan wel rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon, heeft verborgen en/of verhuld, en
  • die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
  • verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren, en
  • verdachte daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten en
  • van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gedragingen
Over de in de tenlastelegging genoemde bedragen is naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen het volgende gebleken:
€ 1.000.000,-
Op 29 januari 2023 bespreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het afgeven van geld bij een man van ‘ [nickname 23] ’. Volgens [medeverdachte 2] wil de man van ‘ [nickname 23] ’ dit diezelfde dag, maar [medeverdachte 1] bepaalt dat dit de volgende dag kan en geeft hiervoor nog enkele instructies. [medeverdachte 2] schakelt voor deze afgifte [medeverdachte 5] en [medeverdachte 10] in. [medeverdachte 5] gebruikt hiervoor de bus van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 10] gebruikt een bedrijfsauto die op naam staat van [bedrijf] , een bedrijf van [medeverdachte 1] . Ook zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte] dat hij de volgende ochtend in totaal drie vuilniszakken, waar 400, 300 en 300 op vermeld staat, moet brengen. In deze vuilniszakken zat, zo concludeert de rechtbank uit de bewijsmiddelen, in totaal € 1.000.000,-. [verdachte] brengt dit vervolgens op 30 januari 2023 rond half acht ’s ochtends naar de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Rond elf uur die ochtend zorgen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 10] ervoor dat dit geld bij een bedrijfsloods in Diemen wordt afgegeven. [medeverdachte 5] rijdt met het geld en [medeverdachte 10] controleert de weg op ‘petten’ en kijkt of het rustig is bij de loods. Wanneer het geld is afgegeven, licht [medeverdachte 5] [medeverdachte 2] hierover in. Door de politie wordt gezien dat dit geld kennelijk wordt verplaatst naar Amsterdam alwaar vervolgens een inval wordt gedaan, waarbij de overgedragen € 1.000.000,- wordt aangetroffen. Naar aanleiding hiervan wordt [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] nog gevraagd zijn bus te controleren op trackers, waarop [medeverdachte 3] later aan hem laat weten dat hij niets heeft gevonden.
€ 1.094.460,-
Op 3 februari 2023 heeft er ook een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [verdachte] aan de [woonadres] te Steenbergen. Hier werden achter de knieschotten van de zolder onder andere een aantal boodschappentassen, plastic tassen en een rugzak aangetroffen waarin stapels met contant geld werden aangetroffen. In totaal is een bedrag van € 1.094.460,- aangetroffen. Uit diverse Exclu-gesprekken van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met [verdachte] is gebleken dat [verdachte] geld voor hen bewaarde en ook geld op hun verzoek bij hen ophaalde en naar hen toebracht.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte in vereniging de geldbedragen heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad en/of daarvan de herkomst en/of vindplaats verborgen en/of verhuld alsook de rechthebbende en/of voorhanden hebbende persoon daarop.
Beoordelingskader van het bestanddeel afkomstig van misdrijf
In het dossier zitten geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waarvan de geldbedragen afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden .
Van misdrijf afkomstig
Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om voor beide voornoemde geldbedragen een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat diverse zogenoemde witwastypologieën (algemene ervaringsregels die een aanwijzing vormen dat mogelijk sprake is van witwassen) zich in deze zaak voordoen. Het gaat immers om zeer grote contante geldbedragen. Deze zeer grote contante geldbedragen werden onder meer in vuilniszakken, boodschappentassen en plastic tassen op zolder bewaard en ook in die hoedanigheid vervoerd met een auto. Dit is voor zulke grote geldbedragen niet gangbaar in het normale economische verkeer vanwege de aanzienlijke veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geven samen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van voornoemde geldbedragen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft echter in het geheel geen verklaring gegeven voor de herkomst van de geldbedragen en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is dan ook geen sprake waardoor het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek hoefde te verrichten. Gelet daarop is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat [verdachte] geen wetenschap had van de inhoud van de vuilniszakken die hij op 30 januari 2023 naar [medeverdachte 2] heeft gebracht. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit diverse Exclu-berichten in het dossier tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , en ook tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] geld bewaarde voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ; de woning van [verdachte] was hun stashlocatie voor contant geld. Zo zijn er diverse berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] waarin wordt gesproken over het brengen en ophalen van koffers, doosjes en onder meer Jumbotassen door [verdachte] en waarin ook over ‘papieren’ wordt gesproken. Algemeen bekend is dat met ‘papieren’ geld wordt bedoeld. Dat ook [verdachte] dit wist, blijkt uit het gesprek waarin door [medeverdachte 2] aan hem wordt gevraagd om nieuwe koffers te kopen en dat hij hem daarvoor papieren zal geven. De rechtbank wijst voorts op de chat van 1 februari 2023 tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] : ‘En neem uit die grote jumbo tas die je ook hebt meegenomen net ook 10k mee aub. 2 bundeltjes zijn dat. Ik moet alleen 10k hebben uit die jumbo tas. Maar is onzin dat je de hele tas meeneemt terwijl ik er maar beetje uit nodig heb snapje. Dus daarom zeg ik 10k uit die tas ff meenemen’.
Dat [verdachte] een stashlocatie van geld beheerde, wordt ook bevestigd door het zeer grote contante geldbedrag dat tijdens de doorzoeking op 3 februari 2023 op zolder in zijn woning is aangetroffen. Dit geld zat in een aantal boodschappentassen, plastic tassen en een rugzak. Een aantal boodschappentassen stond open. Daarin was het geld direct zichtbaar. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat wanneer [medeverdachte 2] vroeg om vuilniszakken met daarop 400, 300 en nog eens 300 naar hem toe te brengen dat [verdachte] wist dat het hier ging om vuilniszakken met geld.
De wetenschap dat de € 1.000.000,- naar Diemen zou worden gebracht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit de berichten worden afgeleid. Het witwassen door verdachte van dit bedrag reikt dan ook enkel tot Steenbergen.
Het verweer dat verdachte geen wetenschap had van de criminele herkomst van het geld volgt de rechtbank evenmin. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren weliswaar eigenaar/bestuurder van eigen bedrijven, maar het is ongebruikelijk dat bedrijven met legale verdiensten zo met hun geld omgaan en dit aan derden in contante vorm in bewaring geven. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de communicatie over het bewaren, vervoeren en overdragen met gebruik van schuilnamen in versluierd taalgebruik via een Exclu-applicatie plaatsvond, maakt dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank moet hebben geweten dat het om uit misdrijf verkregen geld ging.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte de tenlastegelegde geldbedragen heeft witgewassen.
Gewoontewitwassen
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte samen met anderen in een periode van enkele dagen een totaalbedrag van maar liefst € 2.094.460,- heeft witgewassen. De rechtbank ziet in de Exclu-berichten in het dossier voorts vele aanwijzingen dat het ophalen en brengen van koffers, tassen en doosjes (met contant geld) door [verdachte] van en naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van eind november 2022 tot 3 februari 2023 op regelmatige basis plaatsvond. Nu echter uitsluitend het witwassen van een (groot) geldbedrag op twee momenten in een periode van vijf dagen ten laste is gelegd, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte van het witwassen van deze twee geldbedragen een gewoonte heeft gemaakt.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte tussen de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zijn eigen woning contante geldbedragen gekoerierd. De geldbedragen die hij ophaalde, bewaarde hij op zolder in zijn woning waardoor zijn woning als stashlocatie voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] fungeerde. Verdachte vervulde hiermee een faciliterende rol voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dit was ook een cruciale rol omdat [verdachte] hiermee als het ware het financiële hart van hun organisatie was. [verdachte] was een cruciale schakel in het gescheiden houden van de geldstroom en de drugs, hetgeen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van groot belang achtten bij het verwezenlijken van hun criminele activiteiten. Daarmee hangt samen dat [verdachte] een zeer vertrouwelijke positie had en in direct contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stond. Daarnaast deelde hij in de wint. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachten is dan ook gegeven. De gedragingen van [verdachte] kunnen daarom worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 3 februari 2023 te Steenbergen opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 950 gram, van een materiaal bevattende amfetamine en metamfetamine, zijnde amfetamine en
metamfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
in de periode van 30 januari 2023 tot en met 3 februari 2023 te Steenbergen tezamen en in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders van contante geldbedragen, te weten
• op 30 januari 2023 in Nederland een (contant) geldbedrag van totaal 1.000.000,- euro, en
• op 3 februari 2023 te Steenbergen een (contant) geldbedrag van totaal 1.094.460,- euro,
de herkomst en de vindplaats verborgen en/of verhuld
en
verborgen en /of verhuld, wie de rechthebbende op deze geldbedragen is/zijn en wie deze
geldbedragen voorhanden had
en
deze geldbedragen voorhanden gehad en/of overgedragen
terwijl hij verdachte en diens mededaders wisten dat deze geldbedragen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vierenveertig maanden met aftrek van voorarrest. Gelet op de eis vraagt het Openbaar Ministerie de schorsing van de voorlopige hechtenis per datum uitspraak op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een taakstraf. Gewezen wordt op de zeer ondergeschikte rol van verdachte, die met de overige feiten in het onderzoek Pamukkale niets te maken had en daarvan ook geen wetenschap had. Verder wordt gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals onder andere vermeld in een voorlichtingsrapportage van [naam 1] . De verdediging heeft gewezen op het blanco strafblad van verdachte, de omstandigheid dat hij aan PTSS lijdt, op zijn stabiele relatie en zijn vaste baan die hij door detentie zal kwijtraken met als gevolg ook zijn woning. Tot slot wordt primair opheffing van de voorlopige hechtenis bepleit op grond van artikel 67a lid 3 Sv en subsidiair afwijzing van de vordering tot opheffing van de schorsing.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het aanwezig hebben van bijna een kilo (met)amfetamine en het medeplegen van witwassen. Verdachte verdient hiervoor een straf en de rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep die onder leiding stond van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Deze groep hield zich onder meer bezig met transporten van verdovende middelen en het witwassen van crimineel geld. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf, beziet de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in het licht van het gehele (witwas)dossier, waaruit blijkt dat verdachte gedurende een langere periode voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de stashlocatie van contant geld beheerde. Hij koerierde in die periode regelmatig zeer grote contante geldbedragen, waaronder het bedrag van maar liefst één miljoen euro, tussen de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zijn eigen woning. De geldbedragen die hij ophaalde, bewaarde hij op zijn zolder. Hier is ook een bedrag van meer dan 1 miljoen euro aangetroffen. Verdachte was hiermee het financieel hart van de groep en faciliteerde zo hun criminele activiteiten door de opbrengsten uit misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken.
Deze georganiseerde criminaliteit heeft een ontwrichtend en ondermijnend effect op de samenleving als geheel. Niet alleen vanwege de gevolgen die de handel in verdovende middelen voor de samenleving heeft maar ook omdat de hiermee behaalde winsten moeten worden witgewassen. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden worden verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch stelsel ernstig schade toegebracht.
Dit alles is de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles een wezenlijke bijdrage geleverd. Om al deze gevolgen heeft hij zich niet bekommerd en kennelijk slechts uit winstbejag gehandeld. Hij heeft de rechtsstaat aldus ernstig ondermijnd en geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest waardoor de rechtbank bij de strafoplegging uitgaat van een first offender.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Hoewel zij begrijpt dat verdachte een baan, een woning en een relatie heeft en hij dit alles wil continueren, geven deze persoonlijke omstandigheden geen aanleiding om hiermee in strafmatigende zin rekening te houden. Deze omstandigheden hebben verdachte er immers ook niet van weerhouden om bewust te kiezen voor het plegen van ernstige strafbare feiten.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder het ondermijnende karakter daarvan, geen ruimte laten voor een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 44 maanden met aftrek van voorarrest. Als zwaarwegende factoren gelden hiervoor de belangrijke en actieve rol die verdachte als beheerder van de stashlocatie van crimineel geld en geldkoerier had voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , het zeer professionele handelen en de hoogte van de witgewassen bedragen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 23 mei 2023.
Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzakelijk maken. De verdachte heeft met de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn berechting in vrijheid mogen afwachten en heeft er ook belang bij om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt en moet afgewogen worden tegen de ernst van de feiten, waarvoor eerst ernstige bezwaren bestonden en waarvoor naar het oordeel van de rechtbank nu wettig en overtuigend bewijs is. Het is namelijk niet zo dat een verdachte hangende het hoger beroep zijn berechting (zonder meer) in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is. Deze veroordeling hoeft ook niet onherroepelijk te zijn.
Dit uitgangspunt kan ook worden toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Bij de beoordeling of de schorsing in deze zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte opnieuw af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval weegt voor de rechtbank het strafvorderlijke belang dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen. Dat verdachte zich gedurende de schorsing aan alle voorwaarden heeft gehouden en nog steeds bereid is om zich daaraan te houden, maakt deze weging niet anders.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn verdovende middelen in beslag genomen (nummer 5 van de beslaglijst). Artikel 13a van de Opiumwet houdt in dat onverminderd het bepaalde in de artikelen 33 tot en met 34 van het Wetboek van Strafrecht (verbeurdverklaring) en de artikelen 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht (onttrekking aan het verkeer) en artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering, de in lijst I of II bedoelde middelen verbeurd of aan het verkeer onttrokken worden verklaard. De rechtbank zal de verdovende middelen die in beslag genomen zijn en waarvan verdachte geen afstand heeft gedaan, onttrekken aan het verkeer omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De teruggave aan verdachte
Onder verdachte is een Iphone (nummer 8 van de beslaglijst) en een geldbedrag in beslag genomen (nummer 4 van de beslaglijst). De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen aan verdachte gelasten aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en aan verdachte toebehoren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2, 10 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de
officier van justitie ontvankelijkin de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vierenveertig maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: verdovende middelen (Omschrijving: G_756075);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 GSM (Omschrijving: PL2000-ZBRAA22029_756099, lichtkleurig blauw/groen, Iphone)
* 1.000 euro (Omschrijving: _756092);
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Steenbergen, althans in Nederland
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
ongeveer 950 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal
bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of
metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2023 tot en met 03 februari
2023 te Steenbergen en/of Diemen en/of Amsterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich
schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) van één of meerdere (contante) geldbedrag(en), te weten
• op of omstreeks 30 januari 2023 te Diemen en/of Amsterdam, althans
in Nederland een of meer (contant) geldbedrag(en) van (totaal)
(ongeveer) 1.000.000,- euro, althans enig (groot) (contant) geldbedrag
en/of
• op of omstreeks 3 februari 2023 te Steenbergen, althans in Nederland
een of meer (contant) geldbedrag(en) van (totaal) (ongeveer) 1.094.460,-,
althans enig (groot) (contant) geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende op dit/deze
geldbedrag/geldbedrag(en) is/zijn en/of wie dit/deze
geldbedrag/geldbedragen voorhanden had
en/of
dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) dan wel
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit geldbedrag/geldbedrag(en)
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren
uit enig misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1
ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van
Strafrecht, art 420ter lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )